This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 5 Koningen en kruistochten
Slide 1 - Slide
Tijd van Steden en Staten (1000-1500)
In het wit zie je een stadspoort. Ging je in de Middeleeuwen een stad binnen, dan moest je door de stadspoort. In veel steden werd een hoge en prachtig versierde kerk gebouwd. Op de achtergrond zie je de binnenkant van zo’n kerk.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
De tijd van steden en staten - 1000 - 1500
Slide 2 - Slide
Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen op welke manier de koningen omgingen met ongehoorzame edelen, en op welke manier de Franse koning meer macht kreeg.
Slide 3 - Slide
Waar komt de naam kruistochten vandaan?
Slide 4 - Open question
Waarom werden Kruistochten georganiseerd?
A
Om het geloof te verspreiden.
B
Om Rome te bevrijden.
C
Om te vechten.
D
Om Jeruzalem te bevrijden.
Slide 5 - Quiz
Wat was de aanleiding (directe oorzaak) voor de eerste kruistocht?
A
Om het geloof te verspreiden.
B
de oproep van de Paus Urbanus II
C
de aanvallen op de Heilige grafkerk in Jeruzalem
D
de aanvallen op de pelgrims die op bedevaart naar Jeruzalem gingen
Slide 6 - Quiz
Wat past NIET bij kruistochten
A
Er vielen veel doden.
B
Het Heilige Land werd tijdelijk veroverd.
C
Het waren handelsreizen.
D
De reis duurde jaren.
Slide 7 - Quiz
Noem drie gevolgen van de kruistochten
Slide 8 - Open question
Wat weet je nog van... leenmannen?
Slide 9 - Mind map
De Guldensporenslag (1)
De graaf van Vlaanderen, een rijk gewest, was leenman van de Franse koning
De graaf trok zich maar weinig aan van de Franse koning.
De koning stuurde daarom een leger naar Vlaanderen.
Hij wilde graag dat de rijke Vlaamse steden, zoals Gent en Brugge, zich bij hen zouden aansluiten.
Daarom beloofde hij hen belastingverlaging als zij zich bij hem zouden aansluiten
Brugge was in de Middeleeuwen een van de rijkste steden van Vlaanderen. Omdat Brugge tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) nauwelijks is beschadigd, kun je ook nu nog (delen van) de middeleeuwse stad bekijken.
Slide 10 - Slide
De Guldensporenslag (2)
De belastingverlaging gold niet voor arme burgers. Daarom steunden zij de Vlaamse Graaf.
In 1302 werd de ruzie uitgevochten.
Ondanks minder paarden en wapens werd het Franse ridderleger verslagen
Na het gevecht vonden de overwinnaars op het slagveld honderden gouden sporen van gesneuvelde Franse ridders.
Hieraan dankt deze veldslag de naam Guldensporenslag.
Sporen zijn de kleine metalen punten die ruiters aan hun laarzen dragen om een paard ‘aan te sporen’.
Slide 11 - Slide
De Guldensporenslag was in 1302. In welke eeuw was dat?
A
12e eeuw
B
13e eeuw
C
14e eeuw
D
15e eeuw
Slide 12 - Quiz
wie had(den) de Guldensporenslag gewonnen en wat waren de gevolgen daarvan?
Slide 13 - Mind map
De Honderdjarige oorlog (1)
De koning van Engeland, Edward III, bezat een enorm gebied in Zuidwest-Frankrijk (Aquatanië).
Officieel had hij dit gebied in leen van de Franse koning Filips VI: hij was dus leenman van de koning
Deze wilde het gebied terug hebben.
Edward III wilde dit voorkomen (en koning van Frankrijk worden) en stuurde in 1337 zijn leger naar Frankrijk: het begin van de Honderjarige Oorlog
Hoewel hij slechts een leenman was van de Franse koning, was Edward eigenlijk de baas in een stuk van Frankrijk: het rode stuk in het zuidwesten van het land.
Slide 14 - Slide
De Honderdjarige oorlog (2)
Hoewel het Franse leger veel groter was, won het Engelse leger de eerste gevechten.
In 1356 werd de Franse koning Jan II zelfs gevangen genomen tijdens de Slag bij Poitiers.
Edward veroverde al snel grote delen van Frankrijk, maar rond 1360 liep het Engelse leger vast en kwam er een wapenstilstand.
De Engelse longbows waren veel effectiever dan de Franse kruisbogen. Met hun grote handbogen konden die in hoog tempo pijlen op de Fransen afschieten, die zelfs een harnas konden doorboren. De Slag bij Crecy (1346) werd daarom door het Engelse leger gewonnen.
Slide 15 - Slide
De Honderdjarige oorlog (3)
In de jaren die volgen, laait de strijd regelmatig weer op, waarbij zowel de Engelsen en Fransen veldslagen winnen.
Rond 1420 ziet het er erg slecht uit voor de Fransen: grote delen van het land zijn door de Engelsen veroverd.
Een jong Frans meisje, Jeanne d'Arc, weet de Engelsen echter de verslaan bij Orléans: vanaf dat moment worden de Engelsen uit Frankrijk verdreven.
In 1453 is deHonderdjarige oorlog voorbij.
Rond 1420 hadden de Engelsen grote delen van Frankrijk veroverd.
Slide 16 - Slide
Jeanne d'Arc
1412-1431
Toen ze 13 was, hoorde ze stemmen die haar vertelden dat ze de Fransen moest helpen bij de stad Orléans.
Karel VII gaf haar een leger, waarmee zij de Engelsen versloeg.
Een paar jaar later werd ze gevangen genomen en aan de Engelsen verkocht.
Die zeiden dat zij een heks was en verbrandde haar op de brandstapel
Jeanne was een dertienjarig Frans meisjeToen ze dertien jaar was, hoorde ze stemmen in haar hoofd die haar zeiden dat ze de stad Orléans van de Engelsen moest bevrijden. De stemmen kwamen van God, geloofde Jeanne. Zonder het aan haar ouders te vragen, ging ze naar een stad in de buurt. Daar verbleef een Franse generaal, wist ze. Hij stuurde Jeanne naar de Franse koning Karel VII. Deze geloofde haar, en liet Jeanne een grote groep soldaten leiden. Met dit leger had Jeanne, toen pas zeventien jaar, veel succes. Maar een jaar later werd ze gevangengenomen en aan de Engelsen verkocht. Die sloten haar op en begonnen een rechtszaak tegen haar. Volgens de rechter waren de stemmen die Jeanne hoorde van de duivel en was ze dus een heks. Daarom werd ze levend verbrand.
Slide 17 - Slide
Jeanne d'Arc
1412-1431
Dit Franse meisje hoorde stemmen die haar vertelden dat ze de Fransen moest helpen bij de stad Orléans.
De Franse koning gaf haar een leger, waarmee zij de Engelsen versloeg.
Een paar jaar later werd ze echter gevangen genomen en aan de Engelsen verkocht.
Die zeiden dat zij en heks was en verbrandde haar op de brandstapel
Jeanne krijgt een visioen
Jeanne wordt verhoord
Slag bij Orléans
Jeanne op de brandstapel
Slide 18 - Slide
Gevolgen van de oorlog
De Fransen hadden de Honderdjarige Oorlog gewonnen.
Na de oorlog nam de macht van koning toe. Hij wilde niet meer afhankelijk zijn van onbetrouwbare leenmannen, tijdens een oorlog of voor inkomsten.
Hij kwam met nieuwe belastingen en wilde goede handel.
Frankrijk werd hierdoor een land waarin de koning de machtigste man was.
Hij bepaalde vanuit zijn hoofdstad wat er gebeurde. Dit noem je centralisatie.
Lodewijk XI was een koning die zijn enorm veel macht en invloed kreeg. ZIjn tegenstanders noemden hem wel eens 'een spin'. Omdat hij zijn tegenstanders in 'een web van macht' ving.
Slide 19 - Slide
De Honderdjarige Oorlog heeft 100 jaar geduurd.
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
Er is écht meer dan 100 jaar gevochten.
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
aan de slag:
H5.4: maak de vragen: 3, 8, 9 en 10
Slide 22 - Slide
Wat hoort allemaal bij staatsvorming?
Slide 23 - Mind map
(H5.3) Wat waren de gevolgen van de 100-jarige oorlog?
A
Fr. won, in Fr. werd het parlement belangrijk
B
EN. won, in EN. werd het parlement belangrijk
C
Frankrijk won, de Fr koning werd machtiger
D
EN. won, de Engelse koning werd machtiger
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Lodewijk de Spin
Lodewijk hield als een spin alles in zijn 'web' in de gaten
Onder Lodewijk XI wordt Frankrijk langzaam een nationale staat
Slide 28 - Slide
Nationale staat
Een staat waarin de mensen het gevoel hebben dat ze een eenheid vormen.
De bevolking heeft dezelfde taal, dezelfde cultuur, soms ook dezelfde godsdienst.
Slide 29 - Slide
Wat wilde Lodewijk XI NIET bereiken met zijn centralisatie maatregelen?
A
De macht van de adel breken
B
Zorgen voor een centraal bestuur
C
Zijn eigen macht uitbreiden
D
Zijn land vergroten
Slide 30 - Quiz
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
De Honderdjarige Oorlog en de centralisatie van de Franse koningen zorgden voor nationalisme en staatsvorming in Frankrijk en Engeland leg dit uit.
Slide 33 - Open question
oefenen met vragen H4 en H5
Slide 34 - Slide
De vroege Middeleeuwen duren van ... tot ...
A
400-1000
B
500-1000
C
600-1000
D
1000-1500
Slide 35 - Quiz
In welk jaar werd Karel de Grote gekroond door paus Leo 3e?
A
800
B
801
C
802
D
803
Slide 36 - Quiz
Waardoor ontstonden de Middeleeuwen in West-Europa?
A
Allerlei volken gingen verhuizen
B
De arabieren vielen het Oost-Romeinse Rijk aan
C
Door de val van het West- Romeinse Rijk
D
Door de val van het Oost-Romeinse Rijk
Slide 37 - Quiz
Wat waren gevolgen van het feodale stelsel?
A
Koning werd te machtig
B
Versnippering in het rijk
C
Iedereen steunde de koning trouw
D
Niemand wist meer wie de leenheer was
Slide 38 - Quiz
Karel de Grote werd een van de machtigste leiders in de Middeleeuwen. Van welk volk was hij?
A
Friezen
B
Franken
C
Bataven
D
Galliërs
Slide 39 - Quiz
Wat is de beste reden waardoor het leenstelsel niet altijd werkte?
A
Leenmannen waren vaak jaloers op elkaar
B
Leenheren waren vaak jaloers op elkaar
C
Door jaloezie werd het onderlinge vertrouwen geschaad. Men ging het land besturen zoals zij dat zelf wilden.
D
Door jaloezie werd het onderlinge vertrouwen geschaad. Men ging het land besturen zoals zij dat zelf wilden en voerden dan vaak oorlog.
Slide 40 - Quiz
Een horige behoorde tot de ... stand.
A
1e stand
B
2e stand
C
3e stand
Slide 41 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van een herendienst?
A
Grachten graven
B
Bruggen bouwen
C
Reparaties aan het kasteel
D
Voedsel verbouwen
Slide 42 - Quiz
Wat was de belangrijkste reden waarom men het drieslagstelsel ging toepassen?
A
Meer oogst
B
Meer verschillende gewassen tegelijk verbouwen
C
Gewassen eerlijker verdelen over de landbouwgrond
D
Om te zorgen dat de landbouwgrond vruchtbaar bleef
Slide 43 - Quiz
Welk van de volgende plichten hoorden niet bij een leenman?
A
Trouw zweren aan de koning
B
Herendiensten verrichten
C
Het gebied van de koning besturen
D
Recht spreken in het gebied van de koning
Slide 44 - Quiz
Wat is de belangrijkste reden waardoor de kerk voor de Middeleeuwers zo belangrijk was?
A
Men was met geweld gekerstend aan het einde van de Romeinse tijd
B
Men kon nog niet lezen, ze konden niet zelf op zoek naar antwoorden
C
Het Christendom was het enige dat de verschillende volken samenbracht
Slide 45 - Quiz
Wat heeft de Christelijke kerk over de standensamenleving gezegd?
A
God heeft de 3 standen gemaakt
B
God is het niet eens met de 3 standen, ieder is gelijk
C
De 3 standen kloppen niet, God is de 1e stand
Slide 46 - Quiz
De kerstenings-tochten van Bonifatius eindigden niet allemaal even goed.Wat gebeurde er met Bonifatius?
A
Bonifatius kreeg ze er flink van langs!
B
Bonifatius keerde zich af van het christendom
C
Bonifatius leerde een mooie vrouw kennen. Dat mocht niet van het christelijke geloof
D
Bonifatius werd vermoord
Slide 47 - Quiz
Hoofdstuk 5 gaat over de hoge Middeleeuwen. Wanneer vonden de hoge Middeleeuwen plaats?
A
500-1000
B
700-1200
C
1000-1500
D
1000-1600
Slide 48 - Quiz
In hoofdstuk 4 woont bijna iedereen op het platteland, in hoofdstuk 5 (1000 n.Chr) veranderd dit. Waardoor komt dat?
A
Het wordt erg druk op het platteland, mensen gaan verhuizen naar de stad
B
Het is erg onrustig op het platteland, mensen verhuizen naar de stad voor bescherming
C
Er komen betere vervoersmiddelen waardoor niet meer iedereen op het platteland hoeft te wonen
D
De landbouwoogsten leverden meer op, niet iedereen hoefde meer boer te zijn. Men ging andere beroepen uitoefenen.
Slide 49 - Quiz
Na het jaar 1000 werd het veiliger in Europa. Wat nam hierdoor toe?