Rekenen D2 Paragraaf 2.3 en 2.4

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 2
1 / 31
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions



Hoofdstuk 2 Oriëntatie in de twee- en driedimensionale wereld
Paragraaf 2.3 en 2.4


Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
Toets 4
Domein 5
Examen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
P2.1 + 2.2
P2.3 + 2.4
P2.5 + 2.6
P2.7 + 2.8
P2.9 + GO
TOETS
P3.1 + 3.2
P3.3 + 3.4
P3.5 + GO
TOETS
Wat gaan we doen?
Starten en introductie
Opstarten van de les en korte introductie
Kennis activeren
Uitleg par. 2.3 Oppervlakte van ruimtelijke figuren
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 2.3
Kennis activeren
Uitleg par. 2.4 Inhoud
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 2.4
Kennis toetsen
Toetsen examenopdracht met toelichting
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions


Korte introductie les 2

Paragraaf 2.3 Oppervlakte van ruimtelijke figuren


Leerdoelen

  • Ik kan de oppervlakte van ruimtelijke figuren meten.


Paragraaf 2.4. Inhoud


Leerdoelen


  • Ik kan de inhoud berekenen.
  • Ik kan rekenen met inhoudsmaten.

En je weet wat Pi is. Of       ! 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions


Hoe reken je in de praktijk?
Nordin werkt als persoonlijk begeleider bij een buurthuis. Met drie collega´s heeft hij de activiteitenruimte voor jongeren opnieuw ingericht. Om dat te vieren organiseren ze een feestje. Er komen 29 jongeren. Nordin en de jongeren bakken vier taarten. De inhoud
van de bakvorm is 4500 cm3. Uit iedere taart kunnen 8 punten. 

a. Bereken hoeveel liter taartbeslag er in de bakvorm kan
    als 1 liter gelijk staat aan 1 dm3.
b. Leg in je je eigen woorden of met een berekening uit of
    Nordin genoeg taarten heeft gebakken.


timer
3:00

Slide 5 - Slide

This item has no instructions





a. Bereken hoeveel liter beslag er in de bakvorm kan.
A
0,45 liter
B
4,5 liter
C
45 liter
D
450 liter

Slide 6 - Quiz

Om van cm3 naar dm3 te gaan, maak je drie sprongen van 10, dus één sprong van 1000. 

4500 cm3 : 1000 = 4,5 dm3

4,5 dm3 =
4,5 liter









b. Leg in je je eigen woorden of met een berekening uit of
Nordin genoeg taarten heeft gebakken.

Slide 7 - Open question

In eigen woorden

Nordin heeft te weinig taarten gebakken, want hij bakt 4 taarten van 8 punten en er zijn 33 aanwezigen.

Met een berekening

4 + 29 = 33 aanwezigen
33 : 8 = 4,125

Aan het werk via de korte route
  • Blijf ingelogd in Google.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van de korte route van par. 2.3 en 2.4.
  • Lever de opdrachten voor het eind van de les in.
  • Meld je op tijd voor de examenopdracht!
Voortgang
Ik volg tijdens de les de voortgang van je opdrachten.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions


Paragraaf 2.3 Oppervlakte van ruimtelijke figuren

Leerdoelen


  • Ik kan de oppervlakte van ruimtelijke figuren berekenen.



Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Gelijk of ongelijk?
Nordin: Deze box bestaat in totaal uit zes vierkanten.

Slide 10 - Slide

Nordin heeft ongelijk.

De box bestaat uit zes rechthoeken.
Gelijk of ongelijk?
Dana: De oppervlakte van de bovenzijde van de box is 1200 dm2.

Slide 11 - Slide

Dana heeft ongelijk.

60 x 200 = 12000 cm2
12000 cm2: 100 = 120 dm2.
Gelijk of ongelijk?
Nordin: Deze tent bestaat uit vijf driehoeken en een vijfkant.

Slide 12 - Slide

Nordin heeft gelijk. 
Gelijk of ongelijk?
Dana: Voor de oppervlakte van een driehoek doe je de zijde x de hoogte : 2.

Slide 13 - Slide

Dana heeft gelijk.

De berekening van deze driehoek is dus 1,2 x 2,4 : 2 = 1,44 m2.
Gelijk of ongelijk?
Nordin: De totale oppervlakte van deze tent is dus 5 x 1,44 m2 = 7,2 m2.

Slide 14 - Slide

Nordin heeft ongelijk.

De totale oppervlakte van de tent is 
5 x 1,44 = 7,2 + 2,48 = 9,68 m2 
Gelijk of ongelijk?
Dana: De straal van deze deksel is de helft van de diameter, dus 2 cm.

Slide 15 - Slide

Dana heeft gelijk.

De diameter van de deksel is 4 cm. De straal is de helft van de diameter.
Gelijk of ongelijk?
Nordin: De oppervlakte van de deksel is 3,14 x [2 x 2] = 12,56 m2.

Slide 16 - Slide

Nordin heeft gelijk.

Aan het werk via de basisroute
  • Blijf ingelogd in Google.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de drie opdrachten van de basisroute van par. 2.3.
  • Lever de opdrachten voor het eind van de les in.
 

timer
20:00

Slide 17 - Slide

This item has no instructions


Paragraaf 2.4 Inhoud

Leerdoelen


  • Ik kan de inhoud berekenen.
  • Ik kan rekenen met inhoudsmaten.



Slide 18 - Slide

This item has no instructions


Bereken de inhoud van deze doos in dm3.

Slide 19 - Slide

25 x 10 x 5 cm = 1250 cm3
1250 cm3 : 1000 = 1,25 dm3
Gelijk of ongelijk?
Nordin: In een bak met dezelfde afmeting als deze doos kan 1,25 liter.

Slide 20 - Slide

Nordin heeft gelijk.

1,25 dm3 = 1,25 liter.
Bereken de inhoud van dit blik in dm3.

Slide 21 - Slide

19,5 x 5 = 97,5 cm3
97,5 cm3 : 1000 = 0,0975 dm3
Gelijk of ongelijk?
Dana: In dit blik kan bijna een liter water.

Slide 22 - Slide

Dana heeft ongelijk.

0,0975 dm3 = 0,0975 liter

Aan het werk via de basisroute
  • Blijf ingelogd in Google.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de drie opdrachten van de basisroute van par. 2.4.
  • Lever de opdrachten voor het eind van de les in.
 

timer
20:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions


Paragraaf 2.3 en 2.4 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door uitleg te geven of een berekening te maken. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdracht en bij de toetsen aan het eind van ieder domein. 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions


Examenopdracht
Mo koopt voor Yassin een aquarium. Yassin vult het
aquarium. Per minuut stroomt er 6,5 liter water uit de
kraan.

a. Bereken de inhoud van het aquarium in liters.

b. Bereken tot hoeveel centimeter het aquarium
    na zes minuten vol water staat. 
timer
15:00

Slide 25 - Slide

This item has no instructions


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht a

Bereken de inhoud van het aquarium in cm3
50 cm x 40 cm x 30 cm = 60 000 cm3

Bereken de inhoud van het aquarium in dm3 
60 000 : 1000 =  60 dm3

Bereken de inhoud van het aquarium in liters
60 dm3 = 60 liter



Wat weet je al?
Je weet de afmetingen van het aquarium
Die zijn 50 cm x 40 cm x 30 cm.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht b

Bereken hoeveel dm3 er in het aquarium stroomt
6,5 x 6 = 39 liter = 39 dm3 

Bereken hoeveel cm3 er in het aquarium stroomt
39 x 1000 = 39 000 cm3

Bereken hoe hoog het water staat na zes minuten
39 000 : 60 000 x 30 cm = 19,5 cm



hoogte in cm

         30 
          ?
inhoud in cm3
      60 000
      39 000
Wat weet je al?
Je weet wat de inhoud van het aquarium is in cm3
50 cm x 40 cm x 30 cm = 60.000 cm3

Je weet hoeveel liter water er in het aquarium stroomt
6 min x 6,5 liter = 39 liter 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions


Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen par. 2.3
  • Ik kan de oppervlakte van ruimtelijke figuren meten.

Leerdoelen par. 2.4
  • Ik kan de inhoud berekenen.
  • Ik kan rekenen met inhoudsmaten.








Volgende week

Slide 28 - Slide

This item has no instructions





a. Mo koopt voor Yassin een aquarium. Wat is de inhoud
van het aquarium in liters?
A
60 liter
B
600 liter
C
6000 liter
D
60000 liter

Slide 29 - Quiz

A 60000 : 1000 = 60 dm3 = 60 liter



b. Yassin vult het aquarium. Per minuut stroomt er
6,5 liter water uit de kraan. Hoeveel dm3 water zit
er na 6 minuten in het aquarium?
A
3,9 dm3
B
39 dm3
C
390 dm3
D
3900 dm3

Slide 30 - Quiz

6 minuten x 6,5 liter = 39 liter






6. Bereken tot hoe hoog het water in het aquarium staat.

Slide 31 - Open question

Bereken hoeveel cm3 water er in het aquarium stroomt

39 liter = 39 dm3 x 1000 = 39.000 cm3

Bereken hoe hoog het water staat

39:000 : 60.000 x 30 cm = 19,5 cm

Bereken hoeveel cm er nog over is tot aan de rand

30 cm - 19,5 cm = 10,5 cm