Unit 1 Cities - Grote quiz - deel 1

De grote Unit 1 Quiz!
1 / 50
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

De grote Unit 1 Quiz!

Slide 1 - Slide

Welke woorden weet je al?

Slide 2 - Slide

Eerst van Engels naar Nederlands

Slide 3 - Slide

Bench
A
gesprek
B
gauw
C
bank
D
hek

Slide 4 - Quiz

Talk
A
gesprek
B
gauw
C
bank
D
hek

Slide 5 - Quiz

Soon
A
gesprek
B
gauw
C
bank
D
hek

Slide 6 - Quiz

Fence
A
deel
B
gauw
C
bank
D
hek

Slide 7 - Quiz

Part
A
deel
B
glijden
C
bank
D
laag

Slide 8 - Quiz

low
A
deel
B
te gek
C
zetten
D
laag

Slide 9 - Quiz

amazing
A
deel
B
te gek
C
zetten
D
laag

Slide 10 - Quiz

put
A
deel
B
te gek
C
zetten
D
laag

Slide 11 - Quiz

Nu van Nederlands naar Engels

Slide 12 - Slide

(st)rekken
A
fence
B
soon
C
stretch
D
low

Slide 13 - Quiz

laag
A
fence
B
soon
C
stretch
D
low

Slide 14 - Quiz

Hek
A
fence
B
soon
C
stretch
D
low

Slide 15 - Quiz

gauw
A
fence
B
soon
C
stretch
D
low

Slide 16 - Quiz

put
A
zetten
B
glijden
C
meestal
D
low

Slide 17 - Quiz

mostly
A
talk
B
zeker
C
meestal
D
low

Slide 18 - Quiz

feel
A
voelen
B
aankruisen
C
zoals
D
early

Slide 19 - Quiz

tick
A
metro
B
aankruisen
C
zoals
D
early

Slide 20 - Quiz

vroeg
A
metro
B
reizen
C
zoals
D
early

Slide 21 - Quiz

travel
A
metro
B
reizen
C
zoals
D
volgen

Slide 22 - Quiz

follow
A
metro
B
reizen
C
zoals
D
volgen

Slide 23 - Quiz

public transport
A
metro
B
reizen
C
zoals
D
volgen

Slide 24 - Quiz

Nu ga jij schrijven
eerst van Nederlands naar  Engels

Slide 25 - Slide

te gek

Slide 26 - Open question

interessant

Slide 27 - Open question

besluiten

Slide 28 - Open question

zeker

Slide 29 - Open question

bankje

Slide 30 - Open question

uit gaan

Slide 31 - Open question

gezellig

Slide 32 - Open question

serieus

Slide 33 - Open question

Welke woorden horen bij elkaar?

Slide 34 - Slide

besluiten
gauw
glijden
zetten
decide
soon
slide
put

Slide 35 - Drag question

Nu Present Simple?

Slide 36 - Slide

Je gebruikt Present simpel als iets
.......... gebeurt.
(meerdere antwoorden zijn goed)
A
altijd
B
nooit
C
zelden
D
regelmatig

Slide 37 - Quiz

De "Shit" regel gebruik je bij de
.......-vorm.
(meerdere antwoorden zijn goed)
A
wij
B
hij
C
het
D
zij

Slide 38 - Quiz

Present simple gebruik je bij....
A
zelfstandige naamwoorden
B
lidwoorden
C
werkwoorden
D
als je er zin in hebt

Slide 39 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord
en maak de zin kloppend.

Slide 40 - Slide

Decide
My brother.................where we go in the weekend
A
decide
B
decides

Slide 41 - Quiz

Decide
Our Freinds.................where we go on holidays
A
decide
B
decides

Slide 42 - Quiz

Know
You never .....when it's time to go home.
A
knows
B
know

Slide 43 - Quiz

feel
It .....like forty degrees
A
feel
B
feels

Slide 44 - Quiz

walk
They always ...... over twenty kilometres on Sundays
A
walk
B
walks

Slide 45 - Quiz

miss
She never ....... her bus
A
miss
B
misses

Slide 46 - Quiz

Do
...... he call you often
A
Do
B
Does

Slide 47 - Quiz

do
Where .... you life?
A
do
B
does

Slide 48 - Quiz

Do
..... she watch a film every day.
A
do
B
does

Slide 49 - Quiz

Slide 50 - Slide