This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
BVB Thema 1
Organen en cellen
Slide 1 - Slide
Noem vier levenskenmerken van het madeliefje.
Slide 2 - Open question
Leg uit dat de bladeren en de bloem van het madeliefje uit verschillende soorten weefsels bestaan.
Slide 3 - Open question
Vindt in alle delen van het madeliefje mitose plaats? Leg je antwoord uit.
Slide 4 - Open question
Lees de tekst ‘Schrompelnieren’. Bij welk organisatieniveau hoort een nier?
Slide 5 - Open question
Winterpenen zijn oranje van kleur. Delen van de wortel die boven de grond uitkomen, worden groen. Hierbij gaat de ene soort korrels (A) over in een andere soort korrels (B).
Welke soort korrel is A? En welke soort korrel is B?
A
A= kleurstofkorrel
B= bladgroenkorrel
B
A= bladgroenkorrel
B= kleurstofkorrel
Slide 6 - Quiz
Welke letter in de afbeelding geeft een nier aan?
A
letter A
B
letter B
C
letter C
D
letter D
Slide 7 - Quiz
Nieren halen afvalstoffen uit het bloed. Deze afvalstoffen verlaten via de urine het lichaam.
Welk levenskenmerk hoort bij de werking van de nieren?
A
ademhaling
B
beweging
C
voortplanting
D
uitscheiding
Slide 8 - Quiz
Mr. Lataster en mevr. Smits hebben drie jaar geleden een zoon gekregen genaamd Alaaf.
In welke levensfase bevindt Alaaf zich?
A
peuter - van 0 tot 1,5 jaar
B
kleuter - van 0 tot 1,5 jaar
C
peuter - van 1,5 tot 4 jaar
D
kleuter - van 1,5 tot 4 jaar
Slide 9 - Quiz
Stelling: Geslachtschromosomen bevatten de helft van het normale aantal chromosomen in een lichaamscel.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quiz
Mr. Lataster en mevr. Smits hebben drie jaar geleden een zoon gekregen genaamd Alaaf .
Welke geslachtschromosomen bevinden zich in de lichaamscellen van Alaaf?
A
chromosomen XX
B
chromosomen XY
Slide 11 - Quiz
Hoeveel chromosomen zitten er in menselijke cellen?
Slide 12 - Open question
Mr. Lataster en mevr. Smits hebben drie jaar geleden een zoon gekregen genaamd Alaaf .
Welk geslachtschromosoom heeft Alaaf van zijn vader mr. Lataster gekregen?
A
het vrouwelijke Y-chromosoom
B
het mannelijke Y-chromosoom
C
het vrouwelijke X-chromosoom
D
het mannelijke X-chromosoom
Slide 13 - Quiz
Noem een verschil in bouw tussen een eicel en een zaadcel. En welk voordeel heeft de zaadcel van zijn bouw?
Slide 14 - Open question
De geslachtschromosomen in de geslachtscellen bepalen het geslacht van de nakomeling. Hoe heet het proces waarbij geslachtscellen worden gevormd?
Slide 15 - Open question
Kijk naar de tabel. Hoeveel chromosomen bevat een bevruchte eicel van een zebravink? Leg je antwoord uit.
Slide 16 - Open question
Wat is géén levenskenmerk.
A
Groeien
B
Geur
C
Uitscheiden
D
Bewegen
Slide 17 - Quiz
Sleep het plaatje naar het juiste begrip.
Levenscyclus
Levensloop
Slide 18 - Drag question
Zet de onderdelen in de volgorden van klein naar groot. Nummer: 1 is het kleinste.
Cel
Orgaan
Organisme
Weefsel
Orgaanstelsel
Slide 19 - Drag question
Sleep het juiste woord naar de plek op de microscoop.
Statief
Grote schroef
Diafragma
Tafel
Objectief
Tubus
Slide 20 - Drag question
Celkern
Cytoplasma
Bladgroenkorrel
Celmembraan
Celwand
Vacuole
Slide 21 - Drag question
Van wie heb je je chromosomen gekregen?
A
46 van je moeder
B
23 van je moeder
C
23 van je vader
D
23 van je moeder en 23 van je vader
Slide 22 - Quiz
Wat is gewone celdeling?
A
als de dochtercel de helft minder chromosomen heeft
B
Als de dochtercel hetzelfde aantal chromosomen heeft
Slide 23 - Quiz
Zet op volgorde van groot naar klein
groot
klein
organenstelsel
cel
organisme
orgaan
Slide 24 - Drag question
Het hart is:
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme
Slide 25 - Quiz
De dunne- en dikke darm, de maag en de lever werken samen in het: