Hollywood Whitewashing 2019 TV1

Examen
voorbereiding
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Examen
voorbereiding

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

What does CITO want you to be able to do? 
  • Understand the structure (verbanden) and central idea (hoofdgedachte) of a text
  • Know the meaning and function of linking words
  • Recognise arguments for and against, positive and negative
  • Recognise and understand the opinions of experts
  • Recognise examples and their function in the text

Slide 3 - Slide

Wat gaan we doen?
  • meerkeuze vragen
  • open vragen
  • gaten vragen
  • beweringsvragen

Slide 4 - Slide

Stap 1: Wat voor soort tekst is het?
- Achtergrondartikel
- Recensie
- Boekfragment / short story
- Ingezonden brief
- Column 
- Advertentie
- Scantekst

Slide 5 - Slide


A
Recensie
B
Brief
C
Boekfragment
D
Achtergrondartikel

Slide 6 - Quiz

Stap 2: Bepaal de grote lijn(hoofdgedachte)
Kijk naar: titel, inleiding, tussenkopjes, bron en plaatjes.
Markeer signaalwoorden.

Slide 7 - Slide

Stap 3: Lees de vraag
- Zorg ervoor dat je alle woorden uit de vraag snapt
- Markeer woorden in de tekst waar de vraag over gaat.
- Bij meerkeuze vragen zijn er + en - antwoorden
- Is de tekst + of -?
- Welk antwoord komt het best overeen met de hoofdgedachte?

Slide 8 - Slide

Meerkeuzevragen
- Let hierbij wat de schrijver zegt in de tekst. Meestal gaat het over een specifiek onderwerp, bijvoorbeeld: ‘Wat zegt de schrijver over …?’ en ‘Wat wordt er duidelijk gemaakt in alinea …?’.
- Ook wordt er vaak gevraagd naar de toon van de schrijver. Dit is veel gevoelsmatig, maar woorden kunnen ook wijzen op een kritische toon of een sarcastische toon.
- Zorg dat je alle woorden uit de vraag en antwoordmogelijkheden snapt.
- Maak onderscheid tussen positieve (+), negatieve (-) en neutrale (+-) antwoorden.
- Bekijk de overgebleven antwoorden nauwkeurig en bekijk of ze overeenkomen met de (toon van de) tekst.
- Ga op zoek naar het verschil tussen twee op elkaar lijkende antwoordmogelijkheden.
- Als je het niet weet: Geef het antwoord dat het meest overeenkomt met de inhoud, toon of hoofdgedachte van de tekst.
- Lees ook de zinnen voor en na de passage waarover de tekst gaat.

  • lees eerst alleen de vraag
  • markeer de betrokken zinsdelen in de tekst
  • probeer zelf antwoord te geven op de vraag / onderstreep de kernzinnen in de tekst
  • zorg dat je alle woorden uit de antwoordmogelijkheden snapt.
  • maak onderscheid tussen positieve (+), negatieve (-) en neutrale (+-) antwoorden.
  • bekijk de antwoorden nauwkeurig en check of ze overeenkomen met de (toon van de) tekst.
  • haal de onzinantwoorden er uit
  • geef het antwoord dat het meest overeenkomt met de inhoud, toon of hoofdgedachte van de tekst.

Meerkeuzevragen

Slide 9 - Slide

17. "Such a project is always a gamble"
Which of the following gives rise to this remark?
It is difficult to
A
find investors for a movie featuring obscure Japanes actors
B
make a mainstream movie based on an unconventional source
C
persuade people to go to a movie that features foreign actors
D
promote a movie that has been publicly criticised for being racist

Slide 10 - Quiz

Open vragen
• Waarom…?
- Dit vraagt naar een oorzaak. Hierbij ga je op zoek naar signaalwoorden die een oorzaak aangeven (dankzij, vanwege, met als gevolg etc.)
• Twee of meer (oorzaken/redenen/voorbeelden/…)
- Dit vraagt naar een opsomming. Zoek naar signaalwoorden die een opsomming aangeven (vervolgens, en, ook) of naar telwoorden (als eerste, als laatst, ten tweede etc.)
.• Eigen antwoord:
- Beantwoord de vraag alleen in de doeltaal als dit ook wordt gevraagd! 
   Anders altijd in het Nederlands.
- Je mag niet vaag verwijzen en niets tussen haakjes zetten. 
- Let hierbij ook op de puntenverdeling. Krijg je drie punten voor een vraag? Geef dan
   ook drie antwoorden. Geef dus een zo volledig mogelijk antwoord.



Slide 11 - Slide

• Citeren:
- Lees de vraag goed, waar zijn ze naar op zoek? Probeer de zin te zoeken die de vraag het best beantwoord. Let ook op signaalwoorden en woorden die overeenkomen met de vraag. Zet de regelnummers van de zin achter je antwoord.
- Let ook goed op of je een woord, een deel van een zin of een hele zin moet citeren!
Alinea nummers geven
- kijk goed wat voor eisen er gesteld worden. Waar mag je wel zoeken en waar
   niet?
- zijn er inhoudseisen aan de alinea? 
- als de vraag is "in welke alinea?" kan het antwoord nooit zijn: "geen"
  Maar als de vraag is: "is er een alinea die.." kan het antwoord wel zijn "nee"



Slide 12 - Slide

18. "Dreamworks should be using this film to help provide opportunities for Asian-American actors" (alinea 2)
In welke alinea, verderop in de tekst, maakt de schrijver voor het eerst duidelijk wat hij vindt van de acteurskeuze voor de film Ghost in the Shell? Noteer het nummer van deze alinea.
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 13 - Quiz

Beweringsvragen:
- Lees eerst de beweringen en kies een kernwoord waar je op gaat zoeken. 
- Zoek het antwoord zo letterlijk mogelijk op in de tekst. Het juiste antwoord zit vaak in een detail, het woord staat bijvoorbeeld wel in de tekst, maar dan met een ontkenning.
- Kan je een antwoord niet vinden in de tekst? Dan is het antwoord altijd onjuist. Ook als zaken worden geïmpliceerd in de tekst, maar niet nadrukkelijk gezegd.
- Staat er onjuist/juist? Beantwoord alleen met onjuist/juist. Staat er goed/fout? Beantwoord alleen met goed/fout. Haal je deze twee door elkaar, dan bestaat de kans dat de vraag wordt fout gerekend. 

Slide 14 - Slide

19. Geef van de volgende namen aan of ze in de tekst worden genoemd als voorbeelden van de "prominent minority figures in the film industry" (alinea 3).
Noteer wel of niet achter elk nummer op het antwoordblad.
A
1. wel 2. wel
B
1. wel 2. niet
C
1. niet 2. wel
D
1. niet 2. niet

Slide 15 - Quiz

Gatenvragen
- Bekijk de antwoorden. Gaat het om signaalwoorden? Schrijf dan achter elk antwoord wat voor verband dit signaalwoord aangeeft (tegenstelling/opsomming/vergelijking… etc). Zoek dus naar een relatie met de voorafgaande zin(nen).
Gaat het om andere soort woorden? 
- Lees de alinea/zin voorafgaand aan de zin met het gat. Waar gaat het hier over? Is dit iets positiefs/negatiefs? Schrijf dit op.
- Lees de zin met het gat erin en de zin erna. Waar gaat het stukje over? Vergelijk dit met je antwoord op stap 1. Is het bijvoorbeeld een uitbreiding van wat er in het vorige stuk verteld werd, een tegenstelling of een vergelijking? 

Slide 16 - Slide

21. Which of the following fits the gap in paragraph 5?
A
disrupts
B
exploits
C
glorifies

Slide 17 - Quiz

22. How does paragraph 7 relate to paragraph 6?
A
it explains Constance Wu's statement presented in paragraph 6 in more detail
B
It justifies Constance Wu's statement presented in paragraph 6
C
It looks at Constance Wu's statement presented in paragraph 6 from a different perspective
D
It ridicules Constance Wu's statement presented in paragraph 6

Slide 18 - Quiz

24. Which of the following quotations states what Yo Zushi sees as the real problem?

Slide 19 - Open question