1. ik zal eten (manger) > je manger
ai2. jij zult luisteren (écouter) > tu écouteras
3. hij zal zingen (chanter) > il chantera
4. wij zullen praten (parler) > nous parlerons
5. jullie zullen kletsen (bavarder) > vous bavarderez
6. zij zullen irriteren (irriter) > ils irriteront