Rijken mensen, zoals fabrieksbazen, willen natuurlijk nooit hun bezit inleveren, daarom kan alleen
de revolutie een succes worden als geweld wordt toegepast. Daarom richt Lenin
het Rode Leger op dat vijanden moet uitschakelen. Een
'geheime politie' (de KGB) helpt om de vijanden te vinden. Gevolg is een gruwelijke
burgeroorlog met veel doden door honger, geweld en
terreur (= geweld om mensen angst aan te jagen).
De Roden (communisten o.l.v. Lenin) winnen de oorlog tegen de Witten (aanhangers van tsaar Nicolaas II) en veranderen de naam het land van Rusland naar: de Sovjet-Unie (1922-1991).
Lenin regeert als een dictator en de Communistische Partij (CP) is de enige toegestane partij in de politiek, gevolg: een eenpartijdictatuur. De partij had controle over alle onderdelen van de samenleving (van school tot theater, van sportclub tot krant). Kortom, een totalitaire staat.