In het Inca-Rijk kom ik op 15 november 1532 in contact met de goddelijke Inca-keizer Atahualpa.
Ik geef de Inca-keizer een bijbel en vertel dat hij christelijk moet worden. Hierna gooit de keizer de bijbel op de grond. Met deze actie beledigt hij het christelijk geloof. Ik reageer hierop door de Inca-keizer te gijzelen in een gevangenis.
Hierna dwing ik de Inca-keizer als 'losgeld' een kamer van 7 meter lang, 6 meter breed en ruim 2 meter hoog volledig te vullen met goud en zilver. De Inca-keizer hoopt dat ik hem vrijlaat als de kamer helemaal gevuld is.
Als de kamer bijna is gevuld, wil ik de Inca-keizer op de brandstapel gooien.
De Inca-keizer vertelt dat hij in zijn Inca-geloof zijn ziel nodig heeft na de dood, maar bij verbranding verliest hij zijn ziel. Daarom laat ik de Inca-keizer wurgen met een wurgpaal, waarna ik alsnog hem verbrandt.
Uiteindelijk word ik ook zelf een paar jaar later op 65-jarige leeftijd vermoord in het land Peru. Een paar eeuwen later wordt in 1977 in een kathedraal in Peru mijn schedel gevonden in een loden kistje.