Tijdsbepalingen met im, am, um & stukje modale ww

Tijdsbepalingen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Tijdsbepalingen

Slide 1 - Slide

Lernziele - Leerdoelen


Leerdoel: Ik ken de tijdsbepalingen in het Duits.



Slide 2 - Slide

Grammatik im, am, um
im
am
um
seizoenen


dagen van de week

kloktijden
maanden


datum

Slide 3 - Slide

Tijdsbepalingen met im, am, um, von ... bis
Tijdsbepalingen geven aan wanneer iets gebeurt. 
In het Duits gebruik je voor tijdsbepalingen vaak:
im Winter
am Montag
um drei Uhr
von fünf bis sieben

Slide 4 - Slide

Sleep naar het goede vak!
- dagdelen, dag van de week, datum
- seizoen, maand
- tijdsduur
- tijdstip
am
im
von ... bis
um

Slide 5 - Drag question

am
im
im
am
um
von ... bis

Slide 6 - Drag question

Ich habe ..... September Prüfung
A
am
B
im
C
um
D
von... bis

Slide 7 - Quiz

Ich habe ...... 9 Uhr ..... 10 Uhr Fahrschule
A
um
B
im
C
von bis
D
am

Slide 8 - Quiz

Können wir uns ....... vier Uhr treffen?
A
am
B
um
C
im
D
von bis

Slide 9 - Quiz

Ich habe ...... 15. Mai Geburtstag
A
am
B
im
C
um
D
von bis

Slide 10 - Quiz

.... wieviel Uhr musst du zur Schule?
A
am
B
im
C
um
D
von bis

Slide 11 - Quiz

Wir haben ...... Juli Ferien
A
am
B
um
C
im
D
von bis

Slide 12 - Quiz

Die Party fängt ..... acht Uhr an
A
am
B
um
C
im
D
von bis

Slide 13 - Quiz

Das Festival ist ...... Freitag ...... Sonntag
A
am
B
um
C
im
D
von bis

Slide 14 - Quiz

........ dritten April ist Ostermontag
A
am
B
um
C
im
D
von bis

Slide 15 - Quiz

Vul in: im, am, um, von ..... bis
Ich habe .......... 12 Uhr einen Termin.

Slide 16 - Open question

Vul in: im, am, um, von ..... bis
Ich habe .......... November einen Termin.

Slide 17 - Open question

Vul in: im, am, um, von ..... bis
Ich habe .......... Herbst viel Zeit.

Slide 18 - Open question

Hoe goed ken je het onderwerp "tijdsbepalingen" nu?
Ik ken alles
Ik ken niet alles maar wel veel
Ik ken het een beetje
Ik ken niks

Slide 19 - Poll

Slide 20 - Slide

De tweede letter verandert in het enkelvoud naar welke letter?

dürfen, können, mögen
Dure konijnen mogen aaien
A
i
B
u
C
e
D
a

Slide 21 - Quiz

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 22 - Quiz

Weißt du, ob er Pizza ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 23 - Quiz

Frau Bechinka, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 24 - Quiz

Zoek de juiste vormen van het werkwoord mögen bij elklaar!
Er blijven twee vormen over!
ich              du            er sie es         wir                ihr            sie Sie
ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
magst
mag
mögen
mögst
möge
mögen
mögt
mag

Slide 25 - Drag question