14 maart 2019

Kennisvragen SWB
Lees de vragen goed.
Werk niet te snel. Beter langzaam en goed dan vlug en slordig
Veel succes.
1 / 34
next
Slide 1: Slide
MetaaltechniekPraktijkonderwijsLeerjaar 2,3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Kennisvragen SWB
Lees de vragen goed.
Werk niet te snel. Beter langzaam en goed dan vlug en slordig
Veel succes.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Je zet een trap op een scheve vloer. De trap wankelt als je erop wilt stappen. Waarom is dit niet verstandig?
A
Je baas kan je ontslaan.
B
Je werkt niet veilig. Er kunnen ongelukken gebeuren.
C
Je bent niet verzekerd.

Slide 3 - Quiz

Er is een vlam in de pan. Wat kun je dan het beste doen?
A
Met water blussen.
B
Een blusdeken op de pan leggen.
C
Met een poederblusser blussen.

Slide 4 - Quiz

Je slijpt een stuk metaal. Wat kun je het beste doen voor je eigen veiligheid?
A
Veiligheidshandschoenen aandoen.
B
Een veiligheidsbril dragen.
C
zowel A als B zijn goed

Slide 5 - Quiz

Je komt op het werk. Je ziet dat iemand in de werkplaats op slippers loopt. Wat doe je?
A
Je spreekt de persoon erop aan.
B
Je spreekt de persoon erop aan. Luistert hij niet, dan ga je naar je baas.
C
Je doet niets en laat het van de persoon zelf afhangen.

Slide 6 - Quiz

Je krijgt teveel werk van je baas en te weinig tijd om het af te krijgen. Wat doe je eraan?
A
Je vertelt je baas dat je het werk niet af kunt krijgen binnen de tijd. Je vraagt om minder werk of meer tijd.
B
Je vraagt om loonverhoging.
C
Je probeert het werk toch af te krijgen zonder iets te zeggen. Anders ontslaat je baas je misschien.

Slide 7 - Quiz

Je gaat aan de slag bij je nieuwe baan. Wat is het belangrijkste?
A
Dat je je werk zo snel mogelijk doet.
B
Dat je zo veel mogelijk tijd neemt voor je werk
C
Dat je zo veilig mogelijk werkt.

Slide 8 - Quiz

Waar dienen mondkapjes voor?
A
Ze houden schadelijke stoffen tegen
B
Ze zorgen voor frisse lucht
C
Je bent hierdoor beter te verstaan

Slide 9 - Quiz

Je loopt door de werkplaats. Je ziet iemand die gevaarlijke stoffen aan het mengen is. Dit is een voorbeeld van..
A
een ongeval.
B
een onveilige handeling.
C
een onveilige situatie.

Slide 10 - Quiz

Je werkt op een dak op een hoogte van 5 meter. Waar moet je op letten?
A
Je bent voorzichtig en doet geen onverwachte dingen.
B
Je houdt je altijd vast aan iets op het dak.
C
Je moet letten op je eigen veiligheid en die van anderen. Dus juiste persoonlijke en collectieve beschermingsmiddelen gebruiken.

Slide 11 - Quiz

De machine op je werk maakt veel geluid
Er moet wat aan gebeuren. Wat doe je als eerste?
A
schoenen aan
B
zorgen dat de machine minder geluid maakt
C
gehoorbescherming gebruiken

Slide 12 - Quiz

Je loopt door de werkplaats. Je ziet iemand gewond op de grond liggen. Wat doe je?
A
Je haalt hulp en zorgt voor de gewonde.
B
Je rent hard weg.
C
Je doet alsof je niks ziet en gaat gewoon aan het werk.

Slide 13 - Quiz

Werken langs de weg kan gevaarlijk zijn. Auto’s rijden snel en zien je soms niet. Het is dan belangrijk dat..
A
je warm gekleed bent.
B
je een helm draagt.
C
je een opvallend veiligheidshesje draagt.

Slide 14 - Quiz

Je wilt een boormachine gebruiken. Je ziet dat er iets kapot aan is. Wat doe je?
A
Je gebruikt de boormachine gewoon.
B
Je gebruikt de boormachine niet en zorgt dat hij gerepareerd wordt.
C
Je legt de boormachine weg en zegt er niks over.

Slide 15 - Quiz

Je slijpt een stuk metaal. Wat kun je het beste doen voor je eigen veiligheid?
A
Veiligheidshandschoenen aandoen.
B
Een veiligheidsbril dragen.
C
Zowel A als B zijn goed.

Slide 16 - Quiz

Er is een vlam in de pan. Wat kun je dan het beste doen?
A
Met water blussen.
B
Een blusdeken op de pan leggen.
C
Met een poederblusser blussen

Slide 17 - Quiz

Je loopt op een werkplaats. Je struikelt bijna over een rondslingerend stuk hout. Dit is een voorbeeld van..
A
een ongeval.
B
een onveilige handeling
C
een onveilige situatie

Slide 18 - Quiz

Je werkt met harde geluiden, dit kan pijn doen aan je oren. Wat kun je het beste dragen
A
Een beschermde bril.
B
Gehoorbescherming.
C
Een helm

Slide 19 - Quiz

Je bent kok en moet harde stukken vlees snijden. Wat voor een mes kun je het beste gebruiken?
A
Een bot mes, dit is minder gevaarlijk
B
Een scherp mes, hierdoor kun je makkelijker snijden.
C
Een groot mes, dit werkt makkelijker

Slide 20 - Quiz

Werken langs de weg kan gevaarlijk zijn. Auto’s rijden snel en zien je soms niet. Het is dan belangrijk dat
A
je warm gekleed bent.
B
je een helm draagt
C
je een opvallend veiligheidshesje draagt.

Slide 21 - Quiz

Soms kun je problemen hebben met een elektrisch apparaat. Dit kan erg gevaarlijk zijn vanwege de
stroom. Wat kun je het beste doen?

A
Ik probeer het apparaat zelf te maken
B
Ik laat er een deskundige bij komen.
C
Ik vraag het mijn collega

Slide 22 - Quiz

Op de bouw zijn vaak grote, zware apparaten aanwezig. Waarom zijn veiligheidsschoenen
belangrijk?

A
Ze zitten lekker.
B
Je moet deze dragen van je baas.
C
Ze beschermen je voeten als er zware dingen op vallen.

Slide 23 - Quiz

Je werkt in een dicht hok met ongezonde stoffen. Deze stoffen mag je niet inademen. Wat is
belangrijk?

A
Genoeg licht.
B
Genoeg frisse lucht.
C
Een goede temperatuur.

Slide 24 - Quiz

Als je als glazenwasser op 5 meter hoogte werkt is het belangrijk om..
A
goed beveiligd te zijn, zodat je niet kunt vallen.
B
de juiste schoonmaakspullen bij je te hebben
C
goed beschermd te zijn tegen het weer.

Slide 25 - Quiz

Werken kan vermoeiend zijn. Is het slim om acht uur achter elkaar te werken?
A
Ja, dan doe je veel voor je baas.
B
Nee, je moet ook pauze nemen.
C
Het is beter om tien uur achter elkaar te werken.

Slide 26 - Quiz

Je krijgt teveel werk van je baas en te weinig tijd om het af te krijgen. Wat doe je eraan?
A
Je vertelt je baas dat je het werk niet af kunt krijgen binnen de tijd. Je vraagt om minder werk of meer tijd.
B
Je vraagt om loonverhoging.
C
Je probeert het werk toch af te krijgen zonder iets te zeggen. Anders ontslaat je baas je misschien.

Slide 27 - Quiz

Voor veilig werken bestaat een wet. Welke wet is dat?
A
Veilig werken wet.
B
Arbowet.
C
Grondwet.

Slide 28 - Quiz

Als je als glazenwasser op 5 meter hoogte werkt is het belangrijk om..
A
goed beveiligd te zijn, zodat je niet kunt vallen.
B
de juiste schoonmaakspullen bij je te hebben
C
goed beschermd te zijn tegen het weer.

Slide 29 - Quiz

Je ziet iemand gepest worden. Je wilt hem helpen. Naar wie kun je hem doorverwijzen?
A
Zijn ouders.
B
De schooldirecteur
C
Een vertrouwenspersoon.

Slide 30 - Quiz

Je wordt op je werk gepest. Naar wie kun je dan het beste toegaan?
A
Je baas.
B
Een vertrouwenspersoon.
C
Een collega.

Slide 31 - Quiz

Je gaat aan het werk. Waarom is het belangrijk om veilig te werken?
A
Omdat je anders een boete kunt krijgen.
B
Om jezelf en anderen niet in gevaar te brengen.
C
Omdat je baas je anders een slechte werknemer kan vinden.

Slide 32 - Quiz

Peter is zes maanden ziek geweest. Nu kan hij weer aan het werk. Samen zorgen ze dat Peter weer
aan het werk kan. Dit is een voorbeeld van:

A
Een samenwerkingsverband
B
Re-integratie.
C
Her inwerking.

Slide 33 - Quiz

Wat doe je als je gepest wordt?
A
Je gaat naar je grote broer of zus.
B
Je gaat naar de vertrouwenspersoon.
C
.Je gaat naar de politie.

Slide 34 - Quiz