This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Perfectum Nederlands in Gang
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoelen
Aan het einde van deze les, kun je uitleggen wat Perfectum is en hoe het wordt gebruikt in het Nederlands. Ook kun je oefenzinnen maken in Perfectum tense.
Slide 2 - Slide
Leg de leerdoelen van deze les uit en waarom ze belangrijk zijn.
Wat weet je al over het gebruik van Perfectum in het Nederlands?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Wat is Perfectum?
In het Engels 'have/has + voltooid deelwoord' voor present perfect:
"I have studied" (Ik heb gestudeerd) of "He has arrived" (Hij is aangekomen).
In het Nederlands wordt het perfectum gevormd met het hulpwerkwoord "hebben" (to have) of "zijn" (to be) in combinatie met het voltooid deelwoord. Bijvoorbeeld: "Ik heb gestudeerd" (I have studied) of "Hij is aangekomen" (He has arrived). Ook met de werkwoorden "worden" en "zouden" kan een perfectum gevormd worden
Leg uit wat Perfectum is en hoe het verschilt van andere verleden tijden.
Wanneer gebruik je Perfectum?
Je gebruikt Perfectum om te praten over dingen die in het verleden zijn gebeurd en nog steeds relevant zijn voor het heden, of om te praten over ervaringen uit het verleden.
Slide 5 - Slide
Beschrijf de situaties waarin Perfectum wordt gebruikt en geef voorbeelden.
Vorming van Perfectum
Perfectum wordt gevormd met de hulpwerkwoorden 'hebben' of 'zijn' en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.
Slide 6 - Slide
Leg uit hoe Perfectum wordt gevormd en geef voorbeelden van werkwoorden die 'zijn' gebruiken en werkwoorden die 'hebben' gebruiken.
Werkwoorden met 'zijn'
Sommige werkwoorden gebruiken 'zijn' als hulpwerkwoord in Perfectum, bijvoorbeeld 'lopen', 'zwemmen', en 'vallen'.
Slide 7 - Slide
Laat zien welke werkwoorden 'zijn' gebruiken en hoe je ze vervoegt.
Werkwoorden met 'hebben'
De meeste werkwoorden gebruiken 'hebben' als hulpwerkwoord in Perfectum, bijvoorbeeld 'koken', 'lezen', en 'schrijven'.
Slide 8 - Slide
Laat zien welke werkwoorden 'hebben' gebruiken en hoe je ze vervoegt.
Onregelmatige voltooid deelwoorden
Sommige werkwoorden hebben onregelmatige voltooid deelwoorden, zoals 'gezien', 'gehad', en 'gedaan'.
Slide 9 - Slide
Laat zien welke werkwoorden onregelmatige voltooid deelwoorden hebben en hoe je ze vervoegt in Perfectum.
Oefenen met voltooid deelwoorden
Oefen met het vervoegen van werkwoorden in Perfectum door het invullen van de juiste voltooid deelwoorden, bijvoorbeeld 'Ik heb ____ (eten)'
Slide 10 - Slide
Geef de studenten de mogelijkheid om te oefenen met het vervoegen van werkwoorden in Perfectum.
Oefenzinnen Perfectum
Maak zinnen in Perfectum met de gegeven werkwoorden, bijvoorbeeld 'Wij hebben (reizen) naar Spanje'.
Slide 11 - Slide
Geef de studenten meer oefening met het maken van zinnen in Perfectum.
Werkwoorden en Perfectum
Welke werkwoorden gebruik je met 'zijn' en welke met 'hebben' in Perfectum? Bijvoorbeeld 'Ik ben (lezen)' of 'Ik heb (gekookt)'.
Slide 12 - Slide
Controleer of de studenten begrijpen welke werkwoorden 'zijn' en welke 'hebben' gebruiken in Perfectum.
Meerkeuzevragen
Kies het juiste voltooid deelwoord voor de gegeven zin, bijvoorbeeld 'Ik ben/had (eten)'
Slide 13 - Slide
Geef de studenten meerkeuzevragen om hun begrip van Perfectum te testen.
Bijvoeglijke naamwoorden in Perfectum
Bijvoeglijke naamwoorden worden vervoegd in Perfectum, bijvoorbeeld 'Ik heb een (mooie) auto gekocht'.
Slide 14 - Slide
Leg uit hoe bijvoeglijke naamwoorden worden vervoegd in Perfectum en geef voorbeelden.
Onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden
Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben een onregelmatige vervoeging in Perfectum, bijvoorbeeld 'goed' wordt 'gegoed'.
Slide 15 - Slide
Laat zien welke bijvoeglijke naamwoorden onregelmatig worden vervoegd in Perfectum en hoe ze worden vervoegd.
Oefenzinnen bijvoeglijke naamwoorden
Maak zinnen in Perfectum met de gegeven bijvoeglijke naamwoorden, bijvoorbeeld 'Ik heb een (groot) huis gekocht'.
Slide 16 - Slide
Geef de studenten meer oefening met het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden in Perfectum.
Vergelijking met andere talen
Vergelijk Perfectum met de verleden tijden in andere talen, zoals de Engelse 'have/has + voltooid deelwoord' of de Duitse 'Perfekt'.
Slide 17 - Slide
Geef context voor studenten die Engels of Duits spreken en laat zien hoe Perfectum verschilt van verleden tijden in die talen.
Waarom is Perfectum belangrijk?
Perfectum is een veelgebruikte verleden tijd in het Nederlands en is nodig om vloeiend te spreken en schrijven.
Slide 18 - Slide
Benadruk waarom het belangrijk is om Perfectum te begrijpen en te kunnen gebruiken in het Nederlands.
Conclusie
Perfectum is een belangrijke verleden tijd in het Nederlands die nodig is om vloeiend te spreken en schrijven. Door middel van oefeningen en voorbeelden heb je geleerd hoe je Perfectum kunt gebruiken en vervoegen.
Slide 19 - Slide
Vat de belangrijkste punten van de les samen en bevestig dat de leerdoelen zijn bereikt.
Bronnen
Hier zijn enkele nuttige bronnen om meer te leren over Perfectum in het Nederlands:
Slide 20 - Slide
Voeg links toe naar nuttige websites of boeken over Perfectum in het Nederlands.
Einde
Bedankt voor het voltooien van deze les over Perfectum in het Nederlands!
Slide 21 - Slide
Sluit de les af en geef de studenten de mogelijkheid om vragen te stellen of feedback te geven.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 22 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 23 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 24 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.