Elk kegeltje geeft zijn impulsen door aan één eigen zenuwcel.
In de hersenen, in het gezichtscentrum, worden al deze losse impulsen weer vertaald naar één beeld.
50 tot 100 staafjes geven samen hun impulsen door aan een zenuwcel. Dit zorgt er voor, samen met de plek van de staafjes, dat je geen scherp beeld kunt krijgen van staafjes.