Klas 3 Unité 2 Français

Unité 2 - Hauts-de-France
1 / 46
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Unité 2 - Hauts-de-France

Slide 1 - Slide

Que faire, que voir, que visiter?

Slide 2 - Slide

Collage- Hauts-de-France
1. Fait un collage des Hauts-de- France avec une description.
8 photos
Denk aan: landschap,monumenten,eten,cultuur,bekende mensen etc.

Lever het in door op de link in de volgende slide te klikken.



Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Zoek op internet: wat is een département? Waarmee kan je het vergelijken in het Nederlands?

Slide 5 - Open question

Zoek: les départements des Hauts de France
Le Pas de calais
La Somme
Le Nord
L'Aisne
L'Oise

Slide 6 - Drag question

Quelle est la capitale de la région Hauts-de France?

Slide 7 - Open question

À toi: faire exercices 3+4
Klaar: Leren apprendre 1+2  P87/88

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Exercice 7

Slide 10 - Slide

La négation

Slide 11 - Slide

Traduis les phrases
Julie n'aime pas l'école.
Kamil n'a pas encore 15 ans.
Nathan ne va plus en ville. 
Tu ne parles jamais à Jean? 
Vous n'allez rien acheter? 
Je ne vois personne? Vervang quelqu'un door personne, vergeet niet de ne voor pv te zetten.

Slide 12 - Slide

Ne...... pas
Ne...... rien
Ne...... plus
Ne...... pas encore

Ne...... personne
Ne...... jamais
Niet
niet meer
niks
nooit
nog niet
niemand

Slide 13 - Drag question

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link

Faire: 5,6
devoirs: 10

Slide 18 - Slide

Faire exercices : 13, 14

Slide 19 - Slide

De toekomende tijd
Demain je partirai à la mer avec mes copines.
Nous nagerons ensemble. Mon frère sera là aussi.
Il jouera du piano dans le salon.

Vous aurez de la farine?
Je serai très contante.

Slide 20 - Slide

Le futur: Ik zal ......
Regel bij regelmatige werkwoorden: 
Stap 1: Neem het hele werkwoord.
exemple: manger, regarder, finir, partir etc.

Stap 2: Plak de juiste uitgangen achter het
hele werkwoord.
je- ai ; tu- as, il,elle,on- a ; nous-ons; vous-ez ;
ils,elles meervoud: ont

Slide 21 - Slide

Ont

Slide 22 - Slide

Onregelmatig: zijn en hebben
Stam être: ser
Stam avoir: aur

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

onregelmatige stammen
Pourr= stam: pouvoir = hele werkwoord : kunnen                        
tiendr: tenir: vasthouden
Mettr: mettre: neerleggen--> eindigt het werkwoord op een e? haal die weg
ir: aller: gaan
viendr: venir: komen
saur: savoir: weten
voudr: vouloir: willen
fer: faire: doen/maken

Slide 25 - Slide

timer
3:00
Ik
Jij
Hij
Zij (👩🏼)
Wij / Men
Wij
Jullie / U
Zij (👩🏼👩🏼)
Zij (👨🏽👨🏽)
Je
Tu
Il
Elle
On
Nous
Vous
Ils
Elles

Slide 26 - Drag question

Sleep de uitgangen van de futur simple naar de juiste plek.
ai
as
a
ons
ez
ont
je partir
tu partir
il, elle on partir
nous partir
vous partir
ils, elles partir

Slide 27 - Drag question

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link

Sleep de uitgangen naar de juiste tijd & persoon.
futur simple
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
ons
ont
aient
as
ais
ait

Slide 31 - Drag question

Écouter: 16
Faire: 14,15,17

Slide 32 - Slide

Maak de zinnen ontkennend

Slide 33 - Open question

Maak je eigen Roman Photo van U2

1. Kijk naar de woorden van Unité 1 en verzin hierbij een strip verhaal.

2. Maak zelf, of zoek zelf afbeeldingen.  8-10 foto's

3. Verzin een verhaal bij de afbeeldingen waarin woorden/zinnen van U2 voorkomen.

4. Verzamel op word/powerpoint of naar keuze.
Lever in op: Magister opdrachten

Slide 34 - Slide

Faire 20
Après: lire, zie volgende slide

Slide 35 - Slide

Lire
1. Werkboek P27
2.  Werkboek P56

Slide 36 - Slide

Boire & croire
Drinken, geloven
Tijden:
Présent, imparfait, passé-composé, futur


Slide 37 - Slide

boire - drinken

Slide 38 - Slide

Croire- geloven

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Link

Slide 41 - Link

Slide 42 - Link

Slide 43 - Link

Faire ex. 27+29

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide