V4 - TH4 evolutie - BS2

Thema 4
BS2 
Bacteriën
virussene
en schimmels

1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Thema 4
BS2 
Bacteriën
virussene
en schimmels

Slide 1 - Slide

Begrippen BS2
archaea
flagellen
bacteriën
plasmiden
transformatie
conjugatie
transactie

virussen
bacteriofagen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen BS2 

Slide 3 - Slide

3 domeinen
- bacterien
- archaebacterien
- eukaryoten

deze zijn opgedeeld in 5 of 6 rijken
- (eu)bacterien
- archebacterien
- protisten 
- planten
- schimmels
- dieren

Slide 4 - Slide

domein: Archaea
rijk: Archaea

- veel overeenkomsten met bacterien
- extremofiel: leven voornamelijk onder extreme omstandigheden
- hoofdzakelijk anaeroob
- primitief
domein: Bacteria
rijk: eubacteria

- veel meer biodiversiteit dan bij Archaea
- ongeslachtelijke voortplanting
- zeer klein
- circulair DNA
- geen membraangebonden organellen
- WEL een celwand
Domein: -
Rijk: -
virussen
- leven niet -> gastheer nodig
- DNA of RNA (enkel- of dubbelstrengs)
- eiwitmantel/capside (spike-eiwitten)
- soms een envelop (koolhydraten of eiwitten)

Slide 5 - Slide

domein: Archaea - rijk: Archaea

  • veel overeenkomsten met bacterien
  • extremofiel: leven voornamelijk onder extreme omstandigheden (diep in de zee, bij een geothermische bron, zwavelput etc)
  • hoofdzakelijk anaeroob
  • primitief

Slide 6 - Slide

domein: Bacteria rijk: eubacteria

- celonderdelen: BINAS 79A
- veel meer biodiversiteit dan bij Archaea
- ongeslachtelijke voortplanting
- zeer klein
- circulair DNA in 
- geen membraangebonden organellen (Golgi, ER, chloroplasten en mitochondrien
- WEL een celwand

Slide 7 - Slide

schimmels 
  • heterotroof
  • geen chlorofyl
  • breken organische stoffen af tot anorganische
  • celwanden van vaak chitine
  • eencellige -> gist
  • meercelligen -> draden = hyfen netwerk = mycelium

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Eukaryoten
celkern met DNA

Vaak:
  • meercellig
  • weefsels + organen

schimmels; planten; dieren

Slide 10 - Slide

Schimmels
heterotroof: geen chlorofyl

eencellige schimmels: gist
meercellige: schimmeldraden (hyfen)

voortplanting: sporen

functie: afbraak van organische stoffen
gebruik: gist (brood/bier/wijn); paddenstoelen; productie antibiotica (penicilline); kaas


Slide 11 - Slide

Dieren
geen celwanden!
heterotroof: geen chlorofyl
bijna allemaal diploid
criteria indeling dierenrijk:
  • eencellig of meercellig
  • symmetrie
  • skelet soort
  • genetische overeenkomsten

Slide 12 - Slide

Geleedpotige
meeste soorten in het dierenrijk (meer dan miljoen)
o.a. insecten
uitwendig skelet -> chitine groei alleen mogelijk tijdens vervellingen
metamorfoses -> gedaanteverwisseling van 
                                      larve  -> pop -> imago (volwassen insect)
eitjes worden gelegd na paring en begint cyclus opnieuw

Slide 13 - Slide

Eencelligen eukaryoten
celkenmerken van dieren
trilhaardiertjes:
  • pantoffeldiertje en amoebe
  • geen celwand,
  • geen fotosynthese
eten bijvoorbeeld: bacteriën 
trilhaardiertjes


Slide 14 - Slide

Virussen
Domein: -
Rijk: -
geen organismen! 

Slide 15 - Slide

Globale opbouw van een virus (BINAS 77A en 77B)
nucleïnezuur
- DNA of RNA
- enkel- of dubbelstrengs
eiwitmantel/capside
- spike-eiwitten

soms een envelop
- koolhydraten
- eiwitten

Slide 16 - Slide

Voortplanting bij prokaryoten
ongeslachtelijk
mitotische celdelingen
  • wel: DNA replicatie
  • niet: vorming van een spoelfiguur

onder optimale condities zeer hoge delingssnelheid: om de 20 minuten

Slide 17 - Slide

Snel en handig genetische informatie uitwisselen: plasmiden
Extrachromosomaal
Circulair
Dubbelstrengs
Nuttige genen die snel selectievoordeel opleveren
ZEER nuttig in de bioindustrie

Slide 18 - Slide

Alternatieve wijzen van voortplanting bij bacteriën
Conjugatie
  • uitwisseling van plasmiden tussen soortgenoten
Transformatie
  • opnemen van plasmiden

Slide 19 - Slide

Virale reproductie: ALTIJD afhankelijk van gastheercel
DNA-virus
retrovirus

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Welke rijken behoren tot de prokaryote organismen?
A
bacterien en protisten
B
bacterien en archebacterien
C
bacterien, archebacterien en schimmels
D
bacterien

Slide 22 - Quiz

Geef voorbeelden van optimale condities voor snelle bacteriële groei.

Slide 23 - Mind map

Witte kool (Brassica oleracea var. alba) en Groene kool (Brassica oleracea var. virida) zijn soortgenoten.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Maak gebruik van BINAS 94A

In het Cambrium ontstonden de eerste landplanten.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

Welke is het minst verwant aan de anderen?
A) hazelworm (Anguis fragilis)
B) hagedis (Lacerta viridis)
C) tijger python (Python molurus)

A
B
C

Slide 26 - Quiz

bij BS 2
opdrachten 14 t/m 25
extra verdieping nodig?? maak opdracht 26 t/m 28

Slide 27 - Slide