B6: Het zenuwstelsel

Begin van de les
  • Tas van tafel
  • Schrift & iPad op tafel
  • Zitten op je stoel
timer
2:00
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Begin van de les
  • Tas van tafel
  • Schrift & iPad op tafel
  • Zitten op je stoel
timer
2:00

Slide 1 - Slide

Eén van de functies van de wenkbrauw is het beschermen van de ogen tegen fel licht
timer
0:15
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Het regenboogvlies noemen we ook wel:
A
het hoornvlies
B
het netvlies
C
de iris
D
de blinde vlek

Slide 3 - Quiz

Wat is de pupil?
A
Een zwart deel in je oog
B
Een opening in je iris
C
een opening in je hoornvlies
D
een opening in je lens

Slide 4 - Quiz

Bij fel licht wordt de pupil:
A
wijder
B
nauwer

Slide 5 - Quiz

Waar in het oog bevinden zich de zintuigcellen?
A
in de iris
B
in het hoornvlies
C
in het netvlies
D
in het glasachtig lichaam

Slide 6 - Quiz

Wat houdt stof en de hoeveelheid licht tegen?
A
wenkbrauw
B
oogleden
C
wimpers

Slide 7 - Quiz

Wat zorgt er voor dat zweet niet in onze ogen kan lopen?
A
wenkbrauwen
B
wimpers
C
oogleden

Slide 8 - Quiz

Hoe noemen we het gekleurde deel van ons oog?
A
pupil
B
iris

Slide 9 - Quiz

Waar gaat het traanvocht naar toe?
A
oogleden
B
keelholte
C
traanklieren
D
traanbuizen

Slide 10 - Quiz

Waaruit bestaat het vaatvlies?
A
uit een doorzichtige vloeistof
B
uit bloedvaten
C
uit lenzen
D
uit traanvocht

Slide 11 - Quiz

Waardoor zien we op de blinde vlek niets?
A
omdat die plek blind is
B
omdat daar geen zintuigcellen zitten

Slide 12 - Quiz

Kunnen we op de gele plek het scherpst of het minst scherp zien?
A
het scherpst
B
het minst scherp

Slide 13 - Quiz

Leerdoelen
  • Ik kan de onderdelen en functies van het zenuwstelsel benoemen
  •      Ik kan de bouw van een zenuwcel en een zenuw beschrijven      
  • Ik kan de bouw en functie van de drie type zenuwcellen benoemen 

Slide 14 - Slide

Hoe komen de impulsen in de hersenen?
A
Via het ruggenmerg
B
Via zenuwcellen
C
Via uitlopers
D
Via de huid

Slide 15 - Quiz

De uitloper van een zenuwcel kan wel een meter lang zijn
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Welke zenuwcellen geleiden impulsen van de zintuigen naar het centraal zenuwstelsel?
A
Schakelcellen
B
Bewegings zenuwcellen
C
Gevoelszenuwen
D
Alle zenuwcellen

Slide 17 - Quiz

Welke zenuwcellen geleiden impulsen van het centraal zenuwstelsel naar de spieren?
A
Schakelcellen
B
Bewegings zenuwcellen
C
Gevoelszenuwen
D
Alle zenuwcellen

Slide 18 - Quiz

Gevoelszenuwcellen hebben een lange uitloper die impulsen .......................
A
van het cellichaam af geleid
B
naar het cellichaam toe geleid
C
in beide richtingen geleid

Slide 19 - Quiz

Bewegingszenuwcellen hebben een lange uitloper die impulsen .......................
A
van het cellichaam af geleid
B
naar het cellichaam toe geleid
C
in beide richtingen geleid

Slide 20 - Quiz

De zenuwcellen van je ogen zijn verbonden met het ruggenmerg
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

De zenuwcellen van je voeten zijn verbonden met het ruggenmerg
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Een zenuw brengt een impuls van de hersenen naar een spier. Wat voor een soort zenuw is dit?
A
Een gevoelszenuw
B
Een actiezenuw
C
Een waarnemingszenuw
D
Een bewegingszenuw

Slide 23 - Quiz