Les 3 Omgaan met collega's. Teksten over je werk lezen en begrijpen

Terugblik vorige week
  • Teksten op het werk of stage
  •  Leesstrategieën
  • Onderwerp, hoofdgedachte
  • Samenvatting
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Terugblik vorige week
  • Teksten op het werk of stage
  •  Leesstrategieën
  • Onderwerp, hoofdgedachte
  • Samenvatting

Slide 1 - Slide

Bij welke strategie kijk je naar de bron van een tekst?
A
Oriënterend lezen
B
Globaal lezen
C
Intensief lezen
D
Kritisch lezen

Slide 2 - Quiz

Bij welke strategie maak je een samenvatting?
A
Oriënterend lezen
B
Globaal lezen
C
Intensief lezen
D
Kritisch lezen?

Slide 3 - Quiz

Bij welke strategie let je op de signaalwoorden?
A
Oriënterend lezen
B
Globaal lezen
C
Intensief lezen
D
Kritisch lezen

Slide 4 - Quiz

Bij welke strategie weet je de hoofdgedachte van een tekst?
A
Oriënterend lezen
B
Globaal lezen
C
Intensief lezen
D
Kritisch lezen

Slide 5 - Quiz

Bij welke strategie zorg je dat je alle woorden begrijpt?
A
Oriënterend lezen
B
Globaal lezen
C
Intensief lezen
D
Kritisch lezen

Slide 6 - Quiz

Bij welke strategie beoordeel je de tekst?
A
Oriënterend lezen
B
Globaal lezen
C
Intensief lezen
D
Kritisch lezen

Slide 7 - Quiz

Bij welke strategie let je op de standpunt van de schrijver?
A
Oriënterend lezen
B
Globaal lezen
C
Intensief lezen
D
Kritisch lezen

Slide 8 - Quiz

Lesdoelen
Aan het eind van de les weet ik:
  • de tekstsoorten met doelen
  • het verschil tussen standpunt en argumenten
  • wanneer ik formeel of informeel taal gebruik

Slide 9 - Slide

Counteren betekent:
A
vanuit de hoek schieten
B
tegengaan
C
verschillende landen
D
bevorderen

Slide 10 - Quiz

welk woord past bij de volgende omschrijving: Online in gesprek gaan met klanten.
A
webcare
B
sociale media
C
Twitter
D
Facebook

Slide 11 - Quiz

Tegenstelling
Opsomming
Maar
Toch
Echter
Hoewel
Enerzijds, anderzijds
En
Bovendien
Ten eerste, ten tweede
Ook
Ten slotte
Daarnaast
Tevens
Vervolgens

Slide 12 - Drag question

Standpunt en argumenten
  • Standpunt (stelling):  mening/opvatting over onderwerp
  • Argumenten: overtuigen van zijn mening

Slide 13 - Slide

Type argumenten
  • Voorbeeld
  • Feiten 
  • Voordeel/ nadeel
  • Vergelijking maken
  • Gebruik maken van bronnen (uit onderzoek blijkt..)
  • Kijken naar de gevolgen

Slide 14 - Slide

Formeel/ informeel taalgebruik
  • Formeel: onbekenden of meerdere lezers
  • Informeel: vrienden of mensen die je goed kent

Slide 15 - Slide

Maken
Thema: Omgaan met collega's
Taak 16: Teksten over je werk lezen en begrijpen 2F
Opdracht: 9 + examentraining


Slide 16 - Slide

Evalueren
Aan het eind van de les weet ik:
  • de tekstsoorten met doelen
  • het verschil tussen standpunt en argumenten
  • wanneer ik formeel of informeel taal gebruik

Slide 17 - Slide

Volgende week
  • Oefenen met taak 17 Kijken en luisteren in een werkoverleg 2F. 
  • Hoofdtelefoon mee!

Slide 18 - Slide