4.1 Oriëntatie: Een gelovige krijgsheer

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

De tijd van monniken en ridders

4.1 Oriëntatie: Een gelovige krijgsheer

Tijd van monniken en ridders

500 - 1000

Leerdoel

- Welke invloeden hadden geweld en geloof in de vroege Middeleeuwen?

- Waarom verdween het Christendom niet met de val van het Romeinse rijk? 

Bidden in onveilige tijden

Einde Romeinse rijk: Rondtrekkende volkeren en roversbendes: veel onrust en onveiligheid.

Krijgsmannen (als heer van Morken) veel aanzien: 

- anderen beschermen

- met hun wapens meer macht en rijkdom verwerven.

Onveilige tijd: boeren zoeken bescherming bij kasteelheer of abt van klooster.

500-1000 (vroege middeleeuwen) speelde geweld en geloof een belangrijk rol.

Geloof gaf zekerheid in tijd van verwarring en onrust. 

Door bidden: ontsnappen aan ziekten, oorlogen, hongersnoden, natuurrampen.

Geweld en geloof vaak samen.

Karel de Grote: dwong volkeren die hij overwon Chr te worden. 

Hij werd gezien als de beschermer van de kerk.

Daarom kroonde de paus hem tot keizer in 800.

Waarom is de gs van de vroege middeleeuwen belangrijk?

Rijk Karel de Grote: niet lang bestaan. 

Kleinzoons: ruzie over verdeling erfenis.

Het rijk viel verder uit elkaar.

DUI koningen namen titel Keizer over. 

Dui keizerrijk tot 19e eeuw bestaan.

Chr: verspreid door Franken: grote invloed in EU: kerken en kloosters

Islam: rond 600 ontstaan: nu ook invloed in NL