quiz


Hoe kunnen indringers, zoals virussen, bacteriën en schimmels je lichaam binnenkomen?
A
Bijvoorbeeld via een wondje
B
Bijvoorbeeld via voedsel
C
Bijvoorbeeld via virusdeeltjes die je inademt
D
Antwoord A, B en C zijn goed.
1 / 13
next
Slide 1: Quiz
VerzorgingSecundair onderwijs

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson


Hoe kunnen indringers, zoals virussen, bacteriën en schimmels je lichaam binnenkomen?
A
Bijvoorbeeld via een wondje
B
Bijvoorbeeld via voedsel
C
Bijvoorbeeld via virusdeeltjes die je inademt
D
Antwoord A, B en C zijn goed.

Slide 1 - Quiz


Wat doen de cellen in je immuunsysteem
als ze indringers hebben gezien?
A
Ze slaan pijlsnel op de vlucht. Daarna wordt je vaak ziek. Je ligt in bed met bijvoorbeeld koorts.
B
Ze helpen het virus om bij alle cellen binnen te komen
C
Ze maken alle cellen heel erg groot
D
Ze slaan meteen alarm en maken antistoffen (antilichamen) aan. Die binden zich aan de indringers. Zo worden de indringers gedood.

Slide 2 - Quiz


Wat is immuniteit?
A
Immuniteit is dat 1 persoon wel 100 anderen kan besmetten
B
Als je immuun bent dan word je heel ziek van een ziekteverwekker
C
Als je immuun bent dan kun je anderen heel erg besmetten met het virus
D
Als je immuun bent dan word je niet ziek van een ziekteverwekker

Slide 3 - Quiz


WAAR of NIET WAAR?
Je immuunsysteem zorgt ervoor dat je ziek wordt!
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 4 - Quiz


Wat doet je immuunsysteem precies?
A
Het beschermt je tegen indringers, zoals virussen, bacteriën en schimmels
B
Het maakt je ziek
C
Het immuunsysteem bestaat uit virussen en bacteriën en schimmels
D
Het is een bacterie

Slide 5 - Quiz


WAAR of NIET WAAR? De cellen in je immuunsysteem zien meestal snel of er indringers aanwezig zijn!
A
Waar
B
Niet waar. Dat duurt meestal twee dagen
C
Niet waar. Dat duurt meestal een week
D
Niet waar. Dat kan wel een maand duren!

Slide 6 - Quiz


WAAR of NIET WAAR? Als je immuunsysteem aan het werk is, merk je daar vaak niets van!
A
Waar.
B
Niet waar. Je moet dan supervaak naar de wc!
C
Niet waar. Je moet dan erg vaak huilen.
D
Niet waar. Je krijgt bijvoorbeeld koorts of spierpijn, of hebt last van opgezwollen lymfeklieren.

Slide 7 - Quiz


Als er indringers in je lichaam komen waartegen je immuunsysteem al eerder heeft gevochten, merk je er vaak niet zoveel van!
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz


WAAR of NIET WAAR? Het immuun-
systeem heeft een goed geheugen!
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz


Leg uit wat antilichamen doen.

Slide 10 - Open question


Leg uit waarom het handig is dat ons
immuunsysteem zo'n goed geheugen heeft.

Slide 11 - Open question

Wat kan een negatieve invloed hebben op ons immuunsysteem?

Slide 12 - Open question

Wat is weerstand?

Slide 13 - Open question