6.3 - Licht en kleur (les 2)

• Natuurkunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Ga op de goede plek zitten! Leg het volgende op je tafel: aantekeningenschrift + pen. Je laptop en telefoon gaan in je tas. 

Hallo 2 Mavo! Zorg dat je op de JUISTE plek gaat zitten. Neem het volgende op tafel: Geodriehoek en pen + potlood

Ga op de goede plek zitten! Leg het volgende op je tafel: aantekeningenschrift + pen. Je laptop en telefoon gaan in je tas. 

Hallo 2 Mavo! Zorg dat je op de JUISTE plek gaat zitten. Neem het volgende op tafel: Geodriehoek en pen + potlood

6.3 Licht en kleur (les 2)

Leerdoelen

6.3.3 - Je kunt uitleggen hoe je een voorwerp met een bepaalde kleur ziet bij verschillende kleuren licht

6.3.4 - Je kunt uitleggen hoe lichtfilters werken

Wat hebben we de vorige keer gedaan?

Hoe kan een etui blauw zijn als zonlicht wit is? 

Het kleurenspectrum

Gekleurde voorwerpen zien

Hoe zien we kleur?

- Een blauw voorwerp weerkaatst 

   alleen blauw licht en absorbeert 

   de rest

- Een wit voorwerp absorbeert geen 

   kleuren

- Een zwart voorwerp absorbeert alle 

   kleuren.

Kleurenfilters

Kleurenfilters

Een rood filter laat alleen rood licht door, alle andere kleuren worden door het filter geabsorbeerd. 

phet.colorado.edu

Als je door een rode filter naar een blauwe trui kijkt, welke kleur heeft de trui dan?

Gekleurde lampen

• Zenden maar 1 kleur uit
• Straatlantaarns gebruiken natriumlampen, tegenwoordig vaak LED
• Natriumlamp geeft geel licht
• Bij andere kleur dan de kleur van de lamp lijkt het zwart

Een rood voorwerp kaatst vooral rood licht terug.

1. Waar
2. Niet waar

Zwarte voorwerpen

1. weerkaatsen nauwelijks licht.
2. absorberen geen licht.
3. weerkaatsen bijna al het licht.

Een groene trui wordt beschenen door een zuiver rode lamp.
Je ziet deze trui dan:

1. geel
2. groen
3. rood
4. zwart

Zelf aan de slag

Wat? Maak de volgende opdrachten: 6.3 - 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9

Hoe? Je mag zachtjes overleggen. Ik wil niet kunnen horen wat je zegt. Ook mag je muziek in. Als er maar gewerkt wordt.

Klaar? lees paragraaf 6.3 en 6.4