Wanneer gebruik je could?
I could = ik kon / ik zou kunnen
You could = jij kon / jij zou kunnen
We could = wij konden / wij zouden kunnen
Als je iets beleefd wilt vragen, dan gebruik je could:
Could you give me the sugar, please?
Could I play that guitar for a second?
Verder gebruik je could als je wilt zeggen dat je iets kon (verleden tijd) of als je specifiek wilt zeggen dat je iets 'zou kunnen'.