This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Globalisering - eindles
40 vragen over het wel en wee van de wereld.
Slide 1 - Slide
Wat is globalisering ?
A
Een heleboel bedrijven bij elkaar in een speciaal economische zone
B
Goedkope arbeid in lagelonenlanden
C
Een goede infrastructuur , onderwijs en zorg
D
Het doorgaande proces van internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld + informatie
Slide 2 - Quiz
Verstedelijking wordt versterkt door
A
ruraal-urbane migratie
B
ruraal-rurale migratie
C
urbaan-rurale migratie
D
urbaan-urbane migratie
Slide 3 - Quiz
Verstedelijking wordt versterkt door
A
een hoog geboortecijfer in steden
B
een hoge gemiddelde leeftijd in steden
C
sterke ontstedelijking
Slide 4 - Quiz
India was een
A
vestigingskolonie van GB
B
een exploitatiekolonie van GB
Slide 5 - Quiz
De verstedelijking in India
A
kwam later op gang dan die in GB
B
kwam eerder op gang dan die in GB
C
kwam gelijk op gang met die van GB
Slide 6 - Quiz
Wat is de Lingua Franca van India?
A
Hindi
B
Frans
C
Engels
D
Marathi
Slide 7 - Quiz
De bevolking van India...
A
groeit
B
krimpt
C
blijft gelijk
Slide 8 - Quiz
India heeft een geboortecijfer van 16.5 promille en een sterftecijfer van 9.7 promille. India zit in ...
A
fase 1
B
fase 2
C
fase 3
D
fase 4
Slide 9 - Quiz
Bekijk de leeftijdsdiagram van India. In welke fase van het demografisch transitiemodel zit deze leeftijdsdiagram?
bevolkingsdiagram India
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4
Slide 10 - Quiz
Welk van de onderstaande landen/gebieden heeft de grootste regionale ongelijkheid?
A
India
B
Groot-Brittannië
Slide 11 - Quiz
Callcenters in India is een voorbeeld van...
A
uitschuiven
B
dekolonisatie
C
de-instrialisering
D
verstedelijking
Slide 12 - Quiz
India is duidelijk op weg naar meer ontwikkeling door meer industrie en diensten. India behoort tot...
A
het centrum
B
de semi-periferie
C
de periferie
Slide 13 - Quiz
Welk deel van de productieketen is het meest arbeidsintensief?
A
R&D
B
assemblage
C
Verkoop
D
distributie
Slide 14 - Quiz
Noem een verschil tussen de Poolse en de Nederlandse landbouwsector.
Slide 15 - Open question
Hoe wordt de ruimtelijke economische kern van de wereld genoemd, bestaande uit de VS, West-Europa en Japan?
Slide 16 - Open question
Wat is geen gevolg van globalisering?
A
tegenstelling arm-rijk
B
uitbuiting van arbeiders
C
milieu-uitputting
D
natuurrampen
Slide 17 - Quiz
Welke landen zien vooral een economisch voordeel van transmigratie
A
vertrekgebieden
B
doorgangslande
C
vestigingsgebieden
Slide 18 - Quiz
Dankzij het feit dat India een kolonie was van Groot-Brittannië, heeft het
A
Goede connecties met Engelse bedrijven
B
een bevolking die Engels spreekt.
C
Een afzetmarkt voor Indiase producten in GB
D
veel migrantengelden vanuit GB naar India
Slide 19 - Quiz
Welke ontwikkeling is tussen deze bevolkingsgrafieken zichtbaar?
Slide 20 - Open question
Welke ontwikkeling is in fase 3 van het demografisch transitiemodel zichtbaar?
Slide 21 - Open question
Natuurlijke bevolkingsontwikkeling
Sociale bevolkingsontwikkeling
Geboortecijfer
Sterftecijfer
Zuigelingensterfte
Vestigingsoverschot
Vertrekcijfer
Migratiesaldo
Vestigingscijfer
Vruchtbaarheidscijfer
Geboorte-overschot
Slide 22 - Drag question
Grijze druk
Groene druk
Vrouwen leven langer dan mannen
Mensen geboren in fase 3
Dalend vruchtbaarheidscijfer
Slide 23 - Drag question
Opkomende landen, middengroep en achterblijvers worden gerekend tot het
A
noorden
B
westen
C
zuiden
D
oosten
Slide 24 - Quiz
Tot welk deel van het wereldsysteem behoort Mexico?
Slide 25 - Open question
VN-welzijnsindex is een samenvoegsel van scores op koopkracht, analfabetisme en
Slide 26 - Open question
Wat is demografische druk?
A
De verhouding van de bevolkingsdichtheid in meerdere gebieden
B
Verhouding van mensen die wel en niet productief werken
C
De bevolkingsgroei in een land en verhouding welke mensen tot welke leeftijdsgroep ze behoren.
D
De druk die een land/volk op een ander volk/land leveren
Slide 27 - Quiz
hoe reken je de demografische druk uit?
A
actieve/inactieve
x 100%
B
actieve -inactieve
x 100%
C
inactieve/actieve
x100%
D
inactieve-actieve
x100%
Slide 28 - Quiz
De diffusie van materiële en cultuurelementen bevindt zich in verschillende fasen. In welke fase bevindt zich de diffusie van materiële cultuurelementen zoals het drinken van Coca Cola?
Slide 29 - Open question
Wat is specialisatie?
A
Een boer mechaniseert zijn bedrijf en laat alles werken door middel van robots.
B
Bedrijven ontwikkelen zich tot grote multinationals, waarbij meerdere producten worden geproduceerd.
C
Bedrijven richten zich meer op de uitstoot van chemische stoffen en gaan milieuvriendelijker werken.
D
Het verbouwen van één product binnen het bedrijf of het houden van één soort veeteelt.
Slide 30 - Quiz
Een nadeel van specialisatie van de landbouw is
A
Producten worden steeds beter
B
Kleine bedrijven verdwijnen
C
Productie wordt vergroot
Slide 31 - Quiz
Op welke drie invalshoeken wordt er gelet bij landschappelijke kwaliteit?
A
gebruikswaarde
actuele staat
toekomstwaarde
B
gebruikswaarde
belevingswaarde
toekomstwaarde
Slide 32 - Quiz
Wat zegt bevolkingsdichtheid over welvaart?
A
helemaal niets
B
dat hoe dichter bevolkt, hoe rijker
C
dat hoe dichter bevolkt, hoe rijker
D
dan hoe dichter bevolkt, hoe groter de ruimtelijke ongelijkheid.
Slide 33 - Quiz
Wanneer neemt de ruimtelijke ongelijkheid in landen het meest toe?
A
van periferie naar semiperiferie
B
van semiperiferie naar centrum
Slide 34 - Quiz
Noem een demografisch verschil tussen India en Groot-Brittannië.
Slide 35 - Open question
Slums kom je enkel tegen in (a) en laat vooral (b) ongelijkheid zien
A
(a) Groot-Brittannië (b) sociale
B
(a) India (b) sociale
C
(a) Groot-Brittannië (b) ruimtelijke
D
(a) India (b) ruimtelijke
Slide 36 - Quiz
CO2-uitstoot creëert pas na decennia opwarming van de atmosfeer. Dit is afwenteling in
A
tijd
B
ruimte
Slide 37 - Quiz
Dat we oude kleding uit elkaar laten halen in Afrika is een voorbeeld van afwenteling in
A
tijd
B
ruimte
Slide 38 - Quiz
Op welk schaalniveau werkt klimaatverandering?
Slide 39 - Open question
Dat bijna iedereen in de wereld wel lid is van een sociaal medium is een voorbeeld van
A
homogenisering
B
heterogenisering
Slide 40 - Quiz
Wat doet het WTO?
A
Deze organisatie streeft er naar om vrijhandel in de wereld te bevorderen.
B
Deze organisatie geeft leningen aan ontwikkelingslanden.
C
Deze organisatie streeft er naar dat bedrijven uit ontwikkelingslanden een eerlijke prijs krijgen voor hun producten.
D
Deze organisatie helpt ontwikkelingslanden als er een ramp heeft plaatsgevonden.