proeftoets hst 3 en 4

Het aantal e-bikes (elektrische fietsen) stijgt snel in Nederland. Een e-bike heeft een kleine elektromotor die energie afgeeft als de fietser op de pedalen trapt. Daardoor komt er extra energie vrij en trapt de fiets lichter.

Welke energie geeft de elektromotor tijdens het fietsen af?
A
bewegingsenergie
B
chemische energie
C
elektrische energie
D
zwaarte-energie
1 / 19
next
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Het aantal e-bikes (elektrische fietsen) stijgt snel in Nederland. Een e-bike heeft een kleine elektromotor die energie afgeeft als de fietser op de pedalen trapt. Daardoor komt er extra energie vrij en trapt de fiets lichter.

Welke energie geeft de elektromotor tijdens het fietsen af?
A
bewegingsenergie
B
chemische energie
C
elektrische energie
D
zwaarte-energie

Slide 1 - Quiz

De energie die de fietser en de elektromotor leveren, wordt gemeten in joules (J).

Hoeveel joule is 3,5 GJ?
A
3500 J
B
3 500 000 J
C
3 500 000 000 J
D
3 500 000 000 000 J

Slide 2 - Quiz

De elektromotor van een e-bike werkt op een accu. Die wordt opgeladen als hij wordt aangesloten op het lichtnet. Een deel van de elektrische energie wordt omgezet in warmte.

Welke energieomzetting vindt nog meer plaats tijdens het opladen van de accu?

Slide 3 - Open question

De hoeveelheid energie die door de accu wordt omgezet, bereken je met de formule E = P · t

In deze formule staat E voor
A
de hoeveelheid omgezette energie per seconde.
B
de totale hoeveelheid omgezette energie.
C
het afgegeven vermogen.
D
het opgenomen vermogen.

Slide 4 - Quiz

Mevrouw Snijder heeft een e-bike die met sensoren meet of zij op een vlakke weg fietst, omhoog gaat of juist omlaag. Een schakeling zorgt er dan voor dat de motor de juiste hoeveelheid ondersteuning biedt.

Wanneer zal de motor de meeste ondersteuning bieden? Leg je antwoord uit.

Slide 5 - Open question

De elektromotor van de e-bike van mevrouw Snijder heeft een vermogen van 240 W. Op een vlakke weg werkt de elektromotor op de helft van zijn maximale vermogen.

Hoeveel joule energie zet de elektromotor dan om als mevrouw Snijder 25 minuten op een vlakke weg fietst? Schrijf de berekening op.

Slide 6 - Open question

In een energiebron is energie opgeslagen.

In welke energiebron zit chemische energie opgeslagen?
A
aardgas
B
wind
C
zonlicht
D
stromend water

Slide 7 - Quiz

Fossiele energiebronnen raken een keer op.

Welke energiebron is een fossiele energiebron?
A
steenkool
B
waterkracht
C
wind
D
zonlicht

Slide 8 - Quiz

Er wordt hard gewerkt om nieuwe energiebronnen te ontwikkelen. Onderzoekers onderscheiden hierbij hernieuwbare en duurzame energiebronnen. Biomassa is een hernieuwbare energiebron en zonlicht is een duurzame energiebron.

Waarom is zonlicht duurzaam en biomassa niet? Leg je antwoord uit.

Slide 9 - Open question

De batterij levert een spanning van 4,5 V.
Berkan gebruikt een lampje van 6 V.
Wat gebeurt er met het lampje als er een gesloten circuit ontstaat?
A
Het lampje brand fel
B
Het lampje brandt zwak.
C
Het lampje gaat kapot.
D
Het lampje gaat niet aan.

Slide 10 - Quiz

Bij snelstromende rivieren kan elektriciteit worden opgewekt met behulp van een watermolen.

Welke energievorm levert het stromende water?
A
bewegingsenergie
B
chemische energie
C
fossiele energie
D
zwaarte-energie

Slide 11 - Quiz

Berkan maakt een zenuwspiraal. Dit is een behendigheidsspel. Wanneer de metalen ring de spiraal raakt, gaat een lampje branden. In het spel zit een batterij van 4.5 V.

Als de ring de spiraal raakt, is de totale stroomsterkte in de schakeling 0,050 A.
Bereken het vermogen dat de batterij dan levert.


Slide 12 - Open question

De formule voor zwaarte energie is:
A
Ez = P x t
B
Ez = m x g
C
Ez = U x I
D
Ez = m x g x h

Slide 13 - Quiz

De formule voor zwaarte-energie:

Bij welk onderwerp was er ook g?
Ez=mgh
A
dichtheid
B
druk
C
frequentie
D
zwaartekracht

Slide 14 - Quiz

Welke bal heeft de meest zwaarte-energie?
A
links
B
midden
C
rechts
D
alledrie evenveel

Slide 15 - Quiz

Baksteen 2,5kg ligt op een bouwsteiger
op een hoogte van 3,2m.
Bereken de zwaarte-energie van de baksteen.
A
80J
B
25,6J
C
20J
D
te weinig gegevens

Slide 16 - Quiz

Bereken de zwaarte-energie die een hamer van 400 g krijgt die 12 m wordt opgetild.
A
8000 J
B
48 J
C
80 J
D
48000 J

Slide 17 - Quiz

Welke formule hoort bij kinetische energie?
A
E = m x g x h
B
E = 1/2 x m x v^2
C
E = r x V
D
E = r x m

Slide 18 - Quiz

Een voorwerp heeft een snelheid van 3 m/s en een massa van 20 kg. Bereken de kinetische energie.
A
Ek = 0,5 x 20 x (3)^2 = 90 Joules
B
Ek = 0,5 x 20 x 3 = 30 Joules
C
Ek = 20 x (3)^2 = 180 Joules
D
Ek = 20 x 3 = 60 Joules

Slide 19 - Quiz