Het aantal e-bikes (elektrische fietsen) stijgt snel in Nederland. Een e-bike heeft een kleine elektromotor die energie afgeeft als de fietser op de pedalen trapt. Daardoor komt er extra energie vrij en trapt de fiets lichter.
Welke energie geeft de elektromotor tijdens het fietsen af?
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Het aantal e-bikes (elektrische fietsen) stijgt snel in Nederland. Een e-bike heeft een kleine elektromotor die energie afgeeft als de fietser op de pedalen trapt. Daardoor komt er extra energie vrij en trapt de fiets lichter.
Welke energie geeft de elektromotor tijdens het fietsen af?
A
bewegingsenergie
B
chemische energie
C
elektrische energie
D
zwaarte-energie
Slide 1 - Quiz
De energie die de fietser en de elektromotor leveren, wordt gemeten in joules (J).
Hoeveel joule is 3,5 GJ?
A
3500 J
B
3 500 000 J
C
3 500 000 000 J
D
3 500 000 000 000 J
Slide 2 - Quiz
De elektromotor van een e-bike werkt op een accu. Die wordt opgeladen als hij wordt aangesloten op het lichtnet. Een deel van de elektrische energie wordt omgezet in warmte.
Welke energieomzetting vindt nog meer plaats tijdens het opladen van de accu?
Slide 3 - Open question
De hoeveelheid energie die door de accu wordt omgezet, bereken je met de formule E = P · t
In deze formule staat E voor
A
de hoeveelheid omgezette energie per seconde.
B
de totale hoeveelheid omgezette energie.
C
het afgegeven vermogen.
D
het opgenomen vermogen.
Slide 4 - Quiz
Mevrouw Snijder heeft een e-bike die met sensoren meet of zij op een vlakke weg fietst, omhoog gaat of juist omlaag. Een schakeling zorgt er dan voor dat de motor de juiste hoeveelheid ondersteuning biedt.
Wanneer zal de motor de meeste ondersteuning bieden? Leg je antwoord uit.
Slide 5 - Open question
De elektromotor van de e-bike van mevrouw Snijder heeft een vermogen van 240 W. Op een vlakke weg werkt de elektromotor op de helft van zijn maximale vermogen.
Hoeveel joule energie zet de elektromotor dan om als mevrouw Snijder 25 minuten op een vlakke weg fietst? Schrijf de berekening op.
Slide 6 - Open question
In een energiebron is energie opgeslagen.
In welke energiebron zit chemische energie opgeslagen?
A
aardgas
B
wind
C
zonlicht
D
stromend water
Slide 7 - Quiz
Fossiele energiebronnen raken een keer op.
Welke energiebron is een fossiele energiebron?
A
steenkool
B
waterkracht
C
wind
D
zonlicht
Slide 8 - Quiz
Er wordt hard gewerkt om nieuwe energiebronnen te ontwikkelen. Onderzoekers onderscheiden hierbij hernieuwbare en duurzame energiebronnen. Biomassa is een hernieuwbare energiebron en zonlicht is een duurzame energiebron.
Waarom is zonlicht duurzaam en biomassa niet? Leg je antwoord uit.
Slide 9 - Open question
De batterij levert een spanning van 4,5 V. Berkan gebruikt een lampje van 6 V. Wat gebeurt er met het lampje als er een gesloten circuit ontstaat?
A
Het lampje brand fel
B
Het lampje brandt zwak.
C
Het lampje gaat kapot.
D
Het lampje gaat niet aan.
Slide 10 - Quiz
Bij snelstromende rivieren kan elektriciteit worden opgewekt met behulp van een watermolen.
Welke energievorm levert het stromende water?
A
bewegingsenergie
B
chemische energie
C
fossiele energie
D
zwaarte-energie
Slide 11 - Quiz
Berkan maakt een zenuwspiraal. Dit is een behendigheidsspel. Wanneer de metalen ring de spiraal raakt, gaat een lampje branden. In het spel zit een batterij van 4.5 V.
Als de ring de spiraal raakt, is de totale stroomsterkte in de schakeling 0,050 A. Bereken het vermogen dat de batterij dan levert.
Slide 12 - Open question
De formule voor zwaarte energie is:
A
Ez = P x t
B
Ez = m x g
C
Ez = U x I
D
Ez = m x g x h
Slide 13 - Quiz
De formule voor zwaarte-energie:
Bij welk onderwerp was er ook g?
Ez=m⋅g⋅h
A
dichtheid
B
druk
C
frequentie
D
zwaartekracht
Slide 14 - Quiz
Welke bal heeft de meest zwaarte-energie?
A
links
B
midden
C
rechts
D
alledrie evenveel
Slide 15 - Quiz
Baksteen 2,5kg ligt op een bouwsteiger op een hoogte van 3,2m. Bereken de zwaarte-energie van de baksteen.
A
80J
B
25,6J
C
20J
D
te weinig gegevens
Slide 16 - Quiz
Bereken de zwaarte-energie die een hamer van 400 g krijgt die 12 m wordt opgetild.
A
8000 J
B
48 J
C
80 J
D
48000 J
Slide 17 - Quiz
Welke formule hoort bij kinetische energie?
A
E = m x g x h
B
E = 1/2 x m x v^2
C
E = r x V
D
E = r x m
Slide 18 - Quiz
Een voorwerp heeft een snelheid van 3 m/s en een massa van 20 kg. Bereken de kinetische energie.