... can know what reflexive and reciprocal pronouns are.
... can use reflexive and reciprocal pronouns correctly.
Slide 2 - Slide
Profielkeuzeformulier
Exercise 27(a), page 72
Slide 3 - Slide
Profielkeuzeformulier
Exercise 27(b), page 72
Slide 4 - Slide
Profielkeuzeformulier
KEY Exercise 27(b), page 72
Slide 5 - Slide
Agenda
Terugblik PTO 2
Profielboekjes (gestuurd via Magister)
Profielkeuzeformulier invullen
Grammar 12, page 73
Slide 6 - Slide
Reflexive pronouns
myself
yourself
himself
herself
itself
ourselves
yourselves
themselves
Reciprocal pronouns
each other
one another
Slide 7 - Slide
Reflexive pronouns
Reflexive pronouns worden gebruikt om te zeggen dat de persoon die de actie uitvoert, deze ook ondergaat.
Het onderwerp en het lijdend voorwerp zijn dezelfde persoon.
She made herself dinner.
I poured myself a drink.
We drove ourselves home.
Slide 8 - Slide
Reciprocal pronouns
Reciprocal pronouns worden gebruikt om een wederzijdse relatie uit te drukken.
Het wederkerig vnw verwijst naar het onderwerp van de zin.
They are talking to each other.
We will always love one another.
Sarah and Marvin always help each other.
Slide 9 - Slide
Voorbeelden
Reflexive pronouns:
Jack decided to reward himself.
I pour a cup of tea for myself every morning.
Reciprocal pronouns:
They talk to one another.
We didn't look at each other.
Slide 10 - Slide
Grammar 18 Reflexive and reciprocal pronouns
(TB page 73)
I took a picture of myself. > Ik nam een foto van mezelf.
She bought herself a new computer. > Zij kocht een nieuwe computer voor zichzelf.
Je gebruikt wederkerende voornaamwoorden om te praten over situaties waarbij het onderwerp en het lijdend voorwerp dezelfde persoon zijn.
Slide 11 - Slide
Grammar 18 Reflexive and reciprocal pronouns
(TB page 73)
He saw himselfin the mirror.
They enjoyed themselves at the party.
Je vertaalt -self en -selvesmet zich of zichzelf.
Slide 12 - Slide
Grammar 18 Reflexive and reciprocal pronouns
(TB page 93)
Do you shave even on Sundays?
She’s old enough to dress herself.
Let op! In het Engels gebruik je geenwederkerend voornaamwoord na werkwoorden als wash, dress en shave, behalve wanneer je nadruk wil leggen op wie de handeling uitvoert.