woordsoorten maart 2023

Wat is het lidwoord in de volgende zin?
De hond is ziek.
A
de
B
mijn
C
van
D
is
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is het lidwoord in de volgende zin?
De hond is ziek.
A
de
B
mijn
C
van
D
is

Slide 1 - Quiz

Wat zijn lidwoorden?
A
de, het, een
B
dat, die, daar
C
wie, wat, waar
D
+ - x

Slide 2 - Quiz

Wat is het zelfstandige naamwoord in de volgende zin?
De hond is lief.
A
de
B
is
C
lief
D
hond

Slide 3 - Quiz

Waar staat de komma goed?
A
Papa, wat gaan we eten?
B
Papa loopt, op straat.
C
Papa gaan we, morgen naar oma?

Slide 4 - Quiz

Welk zelfstandig naamwoord kun je niet aanwijzen?
A
Het gezicht
B
Het verdriet
C
De hond
D
De lengte

Slide 5 - Quiz

Wat is HOND in de volgende zin?
De hond loopt op de straat.
A
zn
B
bn
C
vz
D
lw

Slide 6 - Quiz

Wat is LOOPT in de volgende zin?
De hond loopt op de straat
A
vz
B
bn
C
ww
D
lw

Slide 7 - Quiz

Wat is DRUKKE in de volgende zin?
De hond loopt op de drukke straat.
A
vz
B
bn
C
ww
D
zn

Slide 8 - Quiz

Wat is geen voorzetsel?
A
Onder
B
Boven
C
Tussen
D
Terwijl

Slide 9 - Quiz

Wat is OP in de volgende zin?
De bange hond loopt op de straat.
A
lw
B
zn
C
vz
D
bn

Slide 10 - Quiz

Wat is een zn in de volgende zin.
Het huis is rood.

Slide 11 - Open question

Wat is een lw in de volgende zin?
Daar loopt een poes.

Slide 12 - Open question

Wat is een ww in de volgende zin?
Piet loopt op het schoolplein.

Slide 13 - Open question

Wat is het bn in de volgende zin?
Het kleine vogeltje vliegt weg.

Slide 14 - Open question

Wat is het vz in de volgende zin?
De witte poes loopt op de lange straat.

Slide 15 - Open question