kinderboekenweek gr 78 wonen 10 tijdvakken

kinderboekenweek gr 78
wonen in de tien tijdvakken
1 / 43
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisBasisschoolGroep 8

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

kinderboekenweek gr 78
wonen in de tien tijdvakken

Slide 1 - Slide

nabouwen
Na de jagers kwamen boeren. Die bleven op één plek wonen. Ze hadden ontdekt hoe je groente kon verbouwen en hielden dieren zoals koeien, schapen, geiten en varkens. Doordat ze op één plek bleven en hun spullen niet meer hoefden mee te nemen konden ze huizen gaan bouwen. Ook gingen ze meer aandacht aan hun spullen besteden, vazen en potten werden versierd, ze maakten beeldjes en kettingen en versierden hun kleding.

Nu ze een vaste woonplek hadden werden de doden ook met meer aandacht begraven  In Nederland zie je hunebedden uit die tijd.

Slide 2 - Slide

Waarschijnlijk woonden ze in tenten en hutten, gemaakt van stro en dierenhuiden. Ze zwierven in groepen door het land op zoek naar eten. De mannen gingen als er eten nodig was op jacht naar rendieren, zwijnen en hazen. Hun pijlen, speren en bogen maakten de jagers zelf
De eerste mensen leefden als nomaden. Ze trokken steeds rond op zoek naar voedsel. Ze hadden dus geen stevige huizen nodig.
Ze woonden in  grotten of spelonken, onder uitstekende rotsen, primitieve tenten, 
holen in de grond.  
In de grotten vind je nog mooie grottekeningen die je nu nog steeds kan bewonderen.

Slide 3 - Slide

Nu ze een vaste woonplek hadden werden de doden ook met meer aandacht begraven In Nederland zie je hunebedden uit die tijd.

Slide 4 - Slide

Het bouwen van een huis gaat in stappen.

Stap 1: Locatie kiezen en materiaal verzamelen
De eerste stap is een goede locatie kiezen. De hunebedbouwers kozen een hogere plek in het landschap. De lagere delen in het landschap werden niet gebruikt voor het bouwen van huizen. Niet te ver van water en wegen, maar ook niet te dicht bij het water.
Materiaal moeten worden verzameld: houten palen, paaltjes en takken, leem, riet / berkenbast of graszoden voor het dak, stro of hooi om het leem te vermageren, touw of veters, eventuele steen voor de constructie.


Slide 5 - Slide

dakdekker
Stap 4: Vlechten van wanden en aansmeren met leem

Tussen de wandpalen worden takken gevlochten en na het vlechten worden de wanden aangesmeerd met leem (eigenlijk gooien). De leem wordt natgemaakt en vermengd met fijn hooi of stro met de voeten of handen.
Stap 5: Dekken van het dak
Het dak wordt gedekt op de sporen met riet, graszoden of berkenbast. Op de rand van het dak worden graszoden of stukken berkenbast aangebracht om het dak waterdicht te maken.
Stap 6: Afronden
De lemen vloer in het huis wordt gemaakt naast een eventuele vuurplaats. Het huis wordt voorzien van deuren met huiden en vlechtwerk.



Slide 6 - Slide

Stap 2: Graven van de gaten voor grote palen

Met een graafstok of schep worden paalgaten gegraven voor de grote palen. Voor de gebinten en dragende muren worden grote paalgaten gemaakt.
Stap 3: Plaatsen van de palen en bevestigen van de gebinten
De gebinten worden geplaatst en daarna de wandpalen. Vervolgens worden de palen van het dak aangebracht met daartussen de sporen.


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

wonen in een Romeinse villa
De Romeinen veroverden Zuid-Nederland. Rijke Romeinen woonden in Villa's

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

De Romeinen waren heel erg praktisch. Ze hielden veel van techniek en waren uitstekende bouwers. Ze namen veel over van andere volkeren, als die iets beters hadden. Dan gingen de Romeinen het zelf toepassen en nog meer verbeteren. Zo brachten ze technische vernieuwingen naar alle delen van het Romeinse rijk, ook naar Nederland.

De Romeinen wisten hoe ze grote hoeveelheden stenen konden bakken. Ze kwamen erachter dat je met ronde bogen grote en hoge gebouwen kon maken. En ze deden een belangrijke uitvinding: het beton. In onze omgeving had nog nooit iemand stenen gebouwen en beton gezien, want de bevolking woonde tot dan toe in houten boerderijen. In Berg en Dal, in de buurt van Nijmegen, bouwden Romeinse soldaten een fabriek waar ze tienduizenden bakstenen en dakpannen bakten. Het was de eerste fabriek van Nederland.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Welke 2 dingen zie je niet in een modern huis?

Slide 14 - Open question

schrijf de moderne naam naast de Latijnse naam

Slide 15 - Slide

De arme bewoners in een Romeinse stad woonden in de insulae die aan vier zijden omgeven werden door smalle straatjes en steegjes.
Een eigen keuken had men meestal niet, zodat de bewoners hun eten kochten op straat bij eensoort snackbar, waar je ook warme wijn kon krijgen, bij een gaarkeuken of bij een van de vele straatverkopers. Water haalden de bewoners van de insulae bij een van de fonteinen op straat. De begane grond van de insulae was doorgaans gereserveerd voor winkeltjes, werkplaatsen of herbergen. Insulae hadden meestal 3,4,5 verdiepingen en waren 20 meter hoog.

Slide 16 - Slide

tijdvak 3
De eerste kastelen werden ongeveer 1000 jaar geleden gebouwd en het waren niet meer dan houten gebouwen met een afzetting. Deze kastelen werden 'mottekastelen' genoemd. Het woord ‘motte’ is ontstaan uit het woord ‘mote’ (Frans). Een mot is een heuvel, waarop een kasteel werd gebouwd. Aan de voet van de heuvel zat een binnenhof. De afzetting was gemaakt van puntige palen en werd een palissade genoemd. Om de palissade werd vaak een gracht gegraven. Een mottekasteel was binnen een paar weken gebouwd en bestond uit goedkope materialen.

Slide 17 - Slide

tijdvak 4
Wonen in een stad Veilig wonen in de middeleeuwenBij de mensen thuis in de middeleeuwenRijke poorters hadden mooie huizen, maar de arme mensen woonden in kleine, houten huisjes. Die waren dicht op elkaar gebouwd. De gezinnen woonden en werkten in één kamer. De hele familie sliep in één bed. In de Middeleeuwen was het niet gewoon om je vaak te wassen.
De mensen woonden dus dicht op elkaar. Er was nog geen riolering en ook de uitwerpselen van alle dieren lagen op straat. Eigenlijk gooide je alles op straat, dus etensresten, maar ook je emmer met plas en poep leegde zo op straat. Al die smurrie liep dan naar de goot en van de goot naar de gracht of de rivier. Stinken deed het dus heel erg in de middeleeuwse stad! Er braken vaak besmettelijke ziektes uit. Maar niemand begreep waar die vandaan kwamen.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

De straten in de middeleeuwse stad waren druk. Vol met mensen, dieren en omdat de huizen klein waren, bouwden mensen er als dat nodig was er een stuk aan. Ook zaten de ambachtslieden buiten op straat te werken.
De huizen waren meestal van hout. Dat was goedkoper dan steen. Maar ook veel brandbaarder. Als er één huis in brand ging, dan sloeg de vlam erg vaak over naar andere huizen.
Zo konden hele steden in vlammen opgaan! " het was gevaarlijk in de stad.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

wat was gevaarlijk in de middeleeuwse stad?

Slide 22 - Open question

tijdvak 5
Mensen gaan op ontdekkingsreis. In Europa is oorlog, in Nederland willen mensen niet meer dat Spanje de baas is, ze willen godsdienstvrijheid

Slide 23 - Slide

tijdvak 6 Tijd van Regenten en Vorsten
De mensen die veel geld hebben, zoals koopmannen en ambachtslui, laten vaak een huis aan de gracht bouwen. Deze huizen zijn vaak groot en hebben en binnenplaatsje. De huizen zijn vaak smal en hoog, je betaalt belasting voor de oppervlakte van het huis. Huizen zijn vaak ook mooi versierd met krulletjes en trapjes met een trap- en klokgevel. Dit zijn de versieringen boven aan een huis. De huizen van rijke mensen, zijn vaak mooier versierd en hebben een nette uitstraling. Bij de huizen aan de rechterkant op de foto zie je dat deze een trapgevel hebben.

Er zijn geen huisnummers. Meestal staat de naam of het beroep van de bewoner op een speciale steen, die in de gevel gemetseld is. Zo kan men toch zien wie er woont.

Slide 24 - Slide

Bij de rijkelui zijn de meeste kamers van het huis 'pronkkamers'. Dit zijn kamers waar niet in wordt gewoond. De bewoners wonen en werken meestal in het voorhuis, een kamer aan de straatkant.

Daarnaast is er ook een achterhuis met slaapkamers en een tuin. Op de slaapkamers vind je niet zulke bedden als bij jullie, maar een bedstee. Sommige mensen hebben het bed in de muur gemaakt, maar het kan ook een grote houten kast zijn waar een bed in is gemaakt.
Op de bovenverdieping vind je de studeerkamer, de ontvangkamer, de schilderijenkamer, de logeerkamers en de opslagkamers voor hout en turf. Niet alle mensen hebben al deze kamers in huis, maar de rijkere mensen wel. De hele arme mensen wonen vaak ook met meerdere gezinnen in een huis. Dit kan bij de rijke mensen ook zo zijn, maar dat zijn het de bedienden die ook in het huis wonen.

Slide 25 - Slide

Niet alle mensen leefden in zulke prachtige huizen. Veel mensen waren arm en hadden moeite het hoofd boven water te houden. Ze moesten hard werken voor weinig geld. En ze woonden in benauwde, vochtige huizen. Soms ploeterden deze mensen zes tot zeven dagen per week voor een schamel loontje. En dan was het vaak nog niet genoeg. Ook de kinderen moesten mee werken, vaak al vanaf zes jaar. Naar school gaan zat er voor hen niet in.
Als je geen werk had of heel arm was, was je afhankelijk van de liefdadigheid van rijke mensen. Maar dat kreeg je alleen als je er niets aan kon doen dat je arm was. Bijvoorbeeld omdat je oud was, of weduwe, of een wees. Van bedelaars moesten de mensen niets hebben in die tijd. Die moesten maar gaan werken. Hard werken, dat vond men belangrijk in de zeventiende eeuw. Of je nu rijk was of arm. Voor sommige mensen leverde dat harde werken veel geld op, ze werden erg rijk. Maar dat was niet voor iedereen weggelegd. Een Gouden Eeuw? maar het was niet alles goud wat er blonk.

Slide 26 - Slide

tijdvak 7
Koningen willen absolute macht en tonen dit met enorme paleizen, maar het volk komt daar tegen in opstand. Mensen denken na over democratie.
De westerse landen worden steeds machtiger met slavernij en koloniën. Maar er komen ook mensen tegen in opstand.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

tijdvak 8
Rond 1800 kwam Napoleon aan de macht, hij veroverde in een korte tijd vele Europese landen. Hierbij werden de revoluties uit het vorige tijdvak vergeten en had weer iemand de absolute macht. Helaas voor Napoleon werd hij in 1815 alweer verslagen en kwam Europa ongeveer weer terug in de oude situatie. Verschillende Europese landen kregen wel weer een koning, die eerst dacht dat hij ook de absolute macht had. Maar dit accepteerde de bevolking niet. Er kwamen weer revoluties, zo ook in Nederland in 1848. De koning was bang om afgezet te worden besloot mee te werken. Hij liet Thorbecke een nieuwe grondwet schrijven. Hierin stond regels en wetten waarbij het volk het voor het zeggen kreeg, maar waarbij ook de koning mocht blijven.

Slide 29 - Slide

Landen werden na de revoluties bestuurd door een parlement. Dit betekend dat het volk mocht stemmen op mensen die namens hun het land besturen. In het begin mochten alleen de rijke mannen stemmen. Hier was niet iedereen het mee eens, de arme mensen konden zo nooit hun stem laten horen. Zij kwamen op voor zichzelf en eiste gelijkheid: emancipatie. Vanaf 1917 mochten alle mannen stemmen. Ook vrouwen wilde stemmen en kwamen op voor zichzelf, dit zorgde ervoor dat ook vrouwen vanaf 1919 mochten stemmen.
In veel Europese landen was er veel armoede en hier werd heel weinig aangedaan. Arme mensen kregen soms liefdadigheid en daar bleef het bij. Door de industriële revolutie werd die armoede alleen nog maar erger. Mensen die geen werk hadden gingen werken in fabrieken. Deze arbeiders werden slecht behandelt en moest werken onder zware omstandigheden. Klagen dat deed je niet want je werd zo ontslagen en dan had je helemaal geen geld. Ook kinderen moesten meewerken. De meeste mensen woonden in kleine vochtige huizen.

Slide 30 - Slide

In 1850 wilde u echt niet hier wonen
Tbc, tyfus of cholera. Woonde u rond 1850 in Amsterdam, dan was de kans groot dat u een ziekte opliep. En dat wonen was toen ook geen pretje: in de 19e eeuw woonden er gemiddeld zo’n 5 personen in een gammel huisje van maximaal 50 m2. Amsterdam moest wat doen.
Misschien was uw overgrootoma zo’n 169 jaar geleden wel een ‘ondergeschoven kindje’. Een ondergeschoven kindje was de baby die in een lade onder het bed van de ouders sliep. De grotere kinderen sliepen vaak in stapelbedden. Dat wil zeggen: beneden één kind aan het hoofdeind en één aan het voeteneind, en boven hetzelfde verhaal. Amsterdamse arbeiders woonden klein en het leven was vaak kort en treurig.
Stinkende straten



Slide 31 - Slide

“Nou, daar zat je dan. Had je werk, maar woonde je hutje mutje in een éénkamerwoning met het hele gezin, inclusief de poepdoos. Tot begin 1900 waren huisjes namelijk niet aangesloten op de riolering. De Jordaan was in deze tijd de dichtstbevolkte, ellendigste en armoedigste buurt van Amsterdam. Een groot deel van het salaris ging op aan huur, dus er was maar weinig geld voor gezond eten. Het wemelde van de ziektes en epidemieën.

Slide 32 - Slide

tijdvak 9
tijd van de wereldoorlogen

Slide 33 - Slide

Door het grote woningtekort en de armzalige wijze hoe arbeiders woonden kwam er een sociale beweging. Artsen en enkele politici vonden dat er betere huizen moesten komen. Er kwamen woningbouwverenigingen die huizen gingen bouwen en verhuren voor arbeiders
Amsterdam bleef overvol en had niet genoeg plek voor woningen. Er kwamen plannen om een polder te maken en daar woningen te bouwen. In deze tijd waren er twee wereldoorlogen die deze plannen vertraagden.

Slide 34 - Slide

tijdens de tweede wereldoorlog
Tijdens de tweede wereldoorlog moesten mensen onderduiken en werden Joden en anders denkenden naar concentratiekampen gestuurd.
Het bekendste voorbeeld van onderduiken is het achterhuis waar Anne Frank woonden.

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

tijdvak 10
Na de tweede wereldoorlog moesten er veel huizen hersteld. 

Slide 38 - Slide

Niet alle Nederlanders wonen in Nederland

In Midden-Amerika, in het Caribisch gebied, liggen de eilanden Curaçao, Aruba, Bonaire, Saba, Sint Maarten en Sint Eustatius. In de zeventiende eeuw heeft Nederland deze eilanden veroverd. Het werden kolonies. Ook Suriname was een kolonie van Nederland; samen heetten deze kolonies ‘de West’.
Kolonies waren belangrijk voor de oorlog, de handel en de slavernij. Nederlanders legden er plantages aan, waar slaven het werk moesten doen. Daar verbouwden ze bijvoorbeeld suiker, katoen, cacao en koffie. Later werden de olie-industrie en het toerisme belangrijk.
Meer vrijheid
Na de Tweede Wereldoorlog kregen Suriname en de Nederlandse Antillen meer vrijheid. Ze kregen ook kiesrecht. Dit werd officieel opgeschreven in 1954 in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Dat is een soort grondwet met afspraken tussen Nederland en de Caribische delen van het koninkrijk.
Maar dit was niet genoeg voor de eilanden. Ze wilden niet langer dat Nederlandse bedrijven alles bepaalden, terwijl er veel mensen in armoede leefden. Er kwam onrust en bewoners kwamen in opstand.
Onafhankelijk
In 1975 werd Suriname onafhankelijk. Niet iedereen steunde dit besluit. Zo’n 300.000 Surinamers gingen liever in Nederland wonen.
Het duurde daarna nog een hele tijd voordat ook de Nederlandse Antillen onafhankelijk werden. Vanaf 2010 zijn de Nederlandse Antillen officieel opgeheven. Curaçao, Sint Maarten en Aruba zijn zelfstandige landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. De kleinere eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn bijzondere gemeenten van Nederland.
Samenwerking
De Nederlandse regering maakt zich zorgen over de financiële problemen in het Caribisch gebied. De eilanden vinden juist dat Nederland niet altijd goed voor ze zorgt en zich teveel met de politiek bemoeit. Zo blijven er steeds spanningen tussen de eilanden en Nederland.
Maar samen hebben ze een lange geschiedenis en er wonen ruim 160.000 Antillianen in Nederland. Ook gaan steeds meer Nederlanders op de eilanden wonen.
Daarom blijven Nederland en het Caribisch gebied hun best doen voor een betere samenwerking.







Slide 39 - Slide

Onafhankelijk

In 1975 werd Suriname onafhankelijk. Niet iedereen steunde dit besluit. Zo’n 300.000 Surinamers gingen liever in Nederland wonen.
Het duurde daarna nog een hele tijd voordat ook de Nederlandse Antillen onafhankelijk werden. Vanaf 2010 zijn de Nederlandse Antillen officieel opgeheven. Curaçao, Sint Maarten en Aruba zijn zelfstandige landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. De kleinere eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn bijzondere gemeenten van Nederland.
Samenwerking
De Nederlandse regering maakt zich zorgen over de financiële problemen in het Caribisch gebied. De eilanden vinden juist dat Nederland niet altijd goed voor ze zorgt en zich teveel met de politiek bemoeit. Zo blijven er steeds spanningen tussen de eilanden en Nederland.
Maar samen hebben ze een lange geschiedenis en er wonen ruim 160.000 Antillianen in Nederland. Ook gaan steeds meer Nederlanders op de eilanden wonen.
Daarom blijven Nederland en het Caribisch gebied hun best doen voor een betere samenwerking.


Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

voor de vrijdag
https://schooltv.nl/video/het-klokhuis-werelderfgoed-curacao/

Slide 42 - Slide

toekomst ?
Zalmhaventoren nu de allerhoogste, maar té hoog om woningtekort op te lossen

Het is weliswaar een kleinduimpje in vergelijking met z'n buitenlandse evenbeelden. Maar de Zalmhaventoren mag zich nu echt de hoogste woontoren van Nederland noemen. Deze week bereikt het bouwwerk in het centrum van Rotterdam de eindhoogte van 215 meter.
Als de nieuwe toren volgend jaar helemaal klaar is, telt het gebouw ruim 60 verdiepingen met voornamelijk woningen. Ook is er ruimte voor kantoren, een restaurant, een daktuin, parkeergarage en een fitnesscentrum.
Met 215 meter is de Zalmhaventoren een stuk hoger dan de Maastoren, die de afgelopen tien jaar het hoogste gebouw van Nederland was:


Slide 43 - Slide