What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3TG Modalverben
Modalverben
Lernübersicht auf Seite 130
1 / 20
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
This lesson contains
20 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Modalverben
Lernübersicht auf Seite 130
Slide 1 - Slide
Die Übersetzung
dürfen (= mogen)
können (= kunnen)
müssen (= moeten als noodzaak)
wollen (= willen)
wissen (= weten)
Slide 2 - Slide
Maak af:
modale werkwoorden hebben in de verleden tijd nooit _______
A
klankverandering
B
een Umlaut
C
een uitgang
D
alle 3 de voorgaande mogelijkheden.
Slide 3 - Quiz
de betekenis van dürfen is:
A
mogen, toestemming hebben
B
durven
C
lusten
D
houden van
Slide 4 - Quiz
(mogen) ______ du in die Disko gehen?
A
dürftest
B
mochtest
C
durftest
D
magst
Slide 5 - Quiz
(willen) Ich ______ nach Hause gehen.
A
wollte
B
willte
C
wollt
D
willt
Slide 6 - Quiz
(weten) ______ er, dass die letzte Stunde ausfiel?
A
wisste
B
wusste
C
weißte
D
wüsste
Slide 7 - Quiz
Warum ____ du dein Handy verkaufen?
A
willtest
B
wolltest
C
willtetest
D
wolltetest
Slide 8 - Quiz
Er ____ seinen Lehrer nicht.
A
mögte
B
mogte
C
möchte
D
mochte
Slide 9 - Quiz
Ihr ______doch, dass es keinen Unterricht gibt?
A
wisstest
B
wisstet
C
wusstest
D
wusstet
Slide 10 - Quiz
Ich _____ mein Deutschbuch nicht finden.
A
konnte
B
könnte
C
konntete
D
könntete
Slide 11 - Quiz
Gestern ……….. wir leider nicht
(verleden tijd)
A
können
B
konntet
C
könnten
D
konnten
Slide 12 - Quiz
De verleden tijd van wissen is:
A
wissten
B
wussten
C
weißten
D
wisten
Slide 13 - Quiz
Warum .............. du gestern nicht mitkommen
(verleden tijd)
A
willst
B
wolltest
C
wollst
D
wollte
Slide 14 - Quiz
Vul in (verleden tijd):
Niemand ............ diesen Friseur (=kapper).
A
mögt
B
mogen
C
durfte
D
mochte
Slide 15 - Quiz
Vul in (verleden tijd):
............ ihr, wo ihr das Päckchen abholen .....................?
A
Musstet, wusstet
B
Wusstet, musstet
C
Weißt, sollt
D
Sollen, weißen
Slide 16 - Quiz
Hebben müssen en können in de verleden tijd ook een Umlaut.
A
ja
B
nee
C
alleen in de personen enkelvoud
D
alleen in de personen meervoud
Slide 17 - Quiz
Ich ______ nach Hause gehen. vt
A
musste
B
müsste
C
muss
D
möchte
Slide 18 - Quiz
Ihr ______ noch nicht nach Hause? vt
A
können
B
könntet
C
konntet
D
könne
Slide 19 - Quiz
Wir _______ nicht gehen, es war so schön da! vt
A
willen
B
dürfen
C
mochten
D
wollten
Slide 20 - Quiz
More lessons like this
7/12/A3e/die Modalverben im Präteritum (ovt)
December 2023
- Lesson with
35 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
G3a/15/10/herhaling die Modalverben im Präteritum_klas 3
October 2024
- Lesson with
41 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
20-12 3V Modale hulpwerkwoorden in de verleden tijd
February 2024
- Lesson with
24 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Modalverben Präteritum TH3
April 2024
- Lesson with
23 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Modale werkwoorden in de VT
January 2023
- Lesson with
24 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Modale werkwoorden in de VT
November 2024
- Lesson with
34 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Modalverben verleden tijd
25 days ago
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo
Leerjaar 3,4
Modalverben verleden tijd
11 days ago
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo
Leerjaar 3,4