This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Welke botten vormen samen de schoudergordel?
Slide 1 - Open question
stevigheid en beweging
Slide 2 - Slide
welk weefsel zit in je oorschelp
A
afb 1
B
afb 2
Slide 3 - Quiz
Bij een kraakbeen verbinding is (vul in) .... beweging mogelijk tussen de botten
A
Geen
B
een klein beetje
C
veel
Slide 4 - Quiz
Bij welk type gewricht is er beweging in meerdere richtingen mogelijk?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht
Slide 5 - Quiz
Wat zijn de taken van het skelet?
A
stevigheid en vorm
B
stevigheid, vorm en bescherming
C
stevigheid, vorm, bescherming en beweging
D
stevigheid, vorm, bescherming, beweging en stilstaan
Slide 6 - Quiz
Hoe zitten de armen vast aan de schouder?
A
gewrichten
B
naden
C
kraakbeen
D
vergroeid
Slide 7 - Quiz
Op welke manier zit de schedel vast?
A
vergroeiing
B
lijmverbinding
C
naadverbinding
D
gewricht
Slide 8 - Quiz
Je armen en benen bewegen door
A
Gewrichten
B
Kraakbeen
C
Naadverbinding
D
Vergroeiing
Slide 9 - Quiz
welke verbinding is het meest beweeglijk?
A
vergroeiing
B
naadverbinding
C
kraakbeenverbinding
D
gewricht
Slide 10 - Quiz
hoe zit je heup aan elkaar
A
naadverbinding
B
gewricht
C
vergroeid
D
kraakbeen
Slide 11 - Quiz
Hoe zitten de ribben aan het borstbeen vast?
A
gewricht
B
vergroeiing
C
naadverbinding
D
kraakbeen
Slide 12 - Quiz
Naadverbinding
Vergroeid
Gewricht
Kraakbeen
Veel beweging
Geen beweging
Beetje beweging
Geen beweging
Slide 13 - Drag question
Uit welke delen bestaat het skelet?
A
schedel en ledematen en armen
B
romp, ledematen en armen en benen
C
schedel,romp, ledematen
D
schedel,romp,ledematen en armen en benen
Slide 14 - Quiz
Wat zit er tussen de wervels?
A
kraakbeen
B
botten
C
niks
Slide 15 - Quiz
Hoe zitten de botjes van de vingers aan elkaar vast?
A
naden
B
kraakbeen
C
vergroeid
D
gewrichten
Slide 16 - Quiz
Hoe zit het staartbeen vast aan het heiligbeen?
A
naden
B
vergroeid
C
kraakbeen
D
gewrichten
Slide 17 - Quiz
Wat wordt er beschermd door onze borstkas
A
maag en nieren
B
hart en longen
C
hersenen
D
darmen en maag
Slide 18 - Quiz
Door een bot te verbranden gaat de lijmstof eruit.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
Zonder kalkzout kan een bot makkelijk breken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Een baby heeft vergeleken met een bejaarde veel botweefsel.
A
Waar
B
Niet waar
C
Beetje waar
D
huh?
Slide 21 - Quiz
Lijmstof en kalkstof zitten in ….
A
Botcellen
B
Kraakbeencellen
C
Tussencelstof
D
Spieren
Slide 22 - Quiz
Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van het been
dijbeen
voetwortelbeen
scheenbeen
middenvoetsbeen
knieschijf
kuitbeen
1
2
3
4
5
6
Slide 23 - Drag question
Hoe heet bot nr 9?, dit is het onderste nr aan de linkerkant.
A
Dijbeen
B
Kuitbeen
C
Scheenbeen
D
Knieschijf
Slide 24 - Quiz
sleep de hond naar het honden skelet
Slide 25 - Drag question
Wat is het verschil tussen een rol en een kogelgewricht
Slide 26 - Open question
Hoe heet bot nr 3?dit het tweede nr aan de rechterkant
A
Bovenarm
B
Opperarmbeen
C
Dijbeen
D
Opperarmbot
Slide 27 - Quiz
In de afbeelding is een stukje van de wervelkolom getekend. Waar bevindt zich botweefsel
A
op plek p
B
nergens
C
op plek q
D
op zowel p als q
Slide 28 - Quiz
Het skelet bestaat uit twee typen botten: platte beenderen en pijpbeenderen. Met de proefopstelling hiernaast kun je een eigenschap van de platte beenderen en pijpbeenderen onderzoeken. Welke onderzoeksvraag over de botten in je lichaam kun je met de opstelling onderzoeken?
A
Welke botten zijn dikker: platte beenderen of pijpbeenderen?
B
Waarom zitten er platte beenderen en pijpbeenderen in het lichaam?
C
Welke botten zijn sterker: platte beenderen of pijpbeenderen?
D
Zijn pijpbeenderen betere botten dan platte beenderen?