2.1 Opkomst van het Derde Rijk (1918-1945)

Hoofdvraag
Wat leidde tot de opkomst van het nationaalsocialisme en welke gevolgen had dit voor Duitsland en Europa (1918-1945)?
1 / 40
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 40 slides, with text slides and 13 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdvraag
Wat leidde tot de opkomst van het nationaalsocialisme en welke gevolgen had dit voor Duitsland en Europa (1918-1945)?

Slide 1 - Slide

Kenmerkende aspecten
  •  De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie
  • Het in praktijk brengen van totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme 
  • De crisis van het wereldkapitalisme 
  • Het voeren van twee wereldoorlogen 
  • Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de Joden 
  • De Duitse bezetting van Nederland

Slide 2 - Slide

DEEL 1
WEIMAR REPUBLIEK + OPKOMST NATIONAAL-SOCIALISME

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

DEEL 2 
GEVOLGEN VOOR DUITSLAND + EUROPA 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

AANTEKENINGEN DEEL 1
+ EXTRA UITLEG FILMPJES 

Slide 14 - Slide

Republiek van Weimar
  • Het Duitse Keizerrijk hield na WOI op te bestaan. Duitsland werd een Republiek met een parlementaire democratie
  • In Berlijn waren er allemaal gewelddadige groepen die verandering wilden (b.v: socialisten en conservatieven)
  • Door de dreigende situatie verhuisde het parlement naar het rustige stadje Weimar
  • Na het tekenen van de Vrede van Versailles waren veel Duitsers woedend op de regering (verraad van Versailles).......ook AH!

Slide 15 - Slide

Oorzaken voor de zwakke democratie
1. grote groepen Duitsers wilden helemaal geen democratie:
- De oude adellijke elite vond dat de massa niet in staat was tot regeren, 
- nationalisten wilden een sterke leider
- radicale socialisten wilden een revolutie en de macht aan de arbeiders.
2.  veel Duitsers geen vertrouwen in de leiders van de Republiek (dolkstootlegende en het tekenen van het verdrag van Versailles)
3. Economische problemen 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Verdrag van Versailles

  • Duitsland moest veel grondgebied afstaan (ongeveer 10%)
  • Duitsland moest kolonies afstaan
  • Duitsland mocht geen leger meer hebben van groter dan 100.000 man
  • Duitsland moest herstelbetalingen doen aan Frankrijk en Belgie (269
 miljard goudmark)

Slide 18 - Slide




-Hyperinflatie
(jaren ‘20)


-De
Duitse regering liet geld bijdrukken om de stakers in het Ruhrgebied te betalen
(dat werd bezet door de Fransen en Belgen omdat de herstelbetalingen niet snel
genoeg werden betaald). Gevolg: enorme waardevermindering. Spaarders verloren
al hun geld en lonen waren niet meer waard.



-Economische
wereldcrisis
(1929)


-Nadat
het na 1924 (
Dawes
plan
:
leningen VS) weer wat beter ging, ging het in 1929 vreselijk mis. Na de
beurskrach in de VS wilden de VS hun geld terug en stortte de Duitse economie
in. Duitsland werd het ergst geraakt. In 1932 was bijna de helft werkloos. Deze
onvrede werd een goede voedingsbodem voor de radicale plannen van Hitler.


Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Opkomst van het nationaalsocialisme
  • De nazi's met Hitler als leider profiteerden van de chaos van de Weimar Republiek
  • Hij deed veel beloftes die het Duitse volk wilde horen (eind aan de werkloosheid en het verdrag van Versailles)
  • De NSDAP kreeg pas veel stemmen na de economische crisis begin jaren '30
  • Met propaganda en paramilitair machtsvertoon bouwde hij de NSDAP uit tot een massaorganisatie

Slide 21 - Slide

0

Slide 22 - Video

AANTEKENINGEN DEEL 2 
+ EXTRA UITLEG FILMPJES

Slide 23 - Slide

Hitler aan de macht
  • Adolf Hitler sloot zich na de Eerste Wereldoorlog aan bij de NSDAP (Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij)
  • Zijn voorbeeld was de fascistische Italiaanse leider Mussolini
  • Na de crisis van 1929, stemden veel Duitsers in 1932 op Hitler (werkloosheid en armoede beloofde hij op te lossen)
  • Hitler schafte in 1933 de democratie af, en vestigde een dictatuur

Slide 24 - Slide

0

Slide 25 - Video

Democratie afgeschaft
  • De communist Marinus van der Lubbe stak in 1933 het Parlement in Duitsland in brand (om een signaal voor revolutie af te geven)
  • De nazi's zagen dit niet als een eenmansactie en zeiden dat de communisten hier achter zaten
  • Hitler gaf aan dat Duitsland gered moest worden van chaos en revolutie en stelde een machtigingswet voor om hem dictator te maken.
  • Deze wet werd (met druk) aangenomen!

Slide 26 - Slide

Fascisme en Nationaalsocialisme
Kenmerken:
  • Gebruik maken van geweld (knokploegen op straat)
  • Extreem nationalistisch
  • Anti-democratisch
  • Leidersbeginsel (1 leider aan de top)
  • Totalitair: ondergeschikt zijn aan de staat (het land is belangrijker dan het individu)
  • Ondergeschikte positie van de vrouw
  • Rassenleer alleen bij de nazi's (het idee van superieure en minderwaardige rassen) 

Slide 27 - Slide

Propaganda en indoctrinatie
  • In nazi-Duitsland was er geen vrijheid van meningsuiting meer. Kranten, radio, kunst en film stonden onder strenge controle!
  • Jongens werden lid van de HJ (Hitlerjugend) en de meisjes van BDM (Bund Deutscher Madel). Hier kregen ze de idealen van het nationaal-socialisme aangeleerd via indoctrinatie (langdurige beinvloeding).
  • Duitsland werd een totalitaire staat (een staat waarin het leven van de mensen totaal beheerst en gecontroleerd wordt)

Slide 28 - Slide

Nazificatie
  • De nazi's voerden terreur, censuur en propaganda. 
  • De SS kreeg de leiding over de geheime politie (Gestapo) en de concentratiekampen
  • De SA was de knokploeg van de nazi's
  • Alle media en organisaties werden volledig door de nazi's beheerst en gelijkgeschakeld (pro-nazi gemaakt ofwel genazificeerd)
  • Mensen die tegen de nazi's en de Volksgemeinschaft ingingen werden opgepakt

Slide 29 - Slide

Jodenhaat (antisemitisme)
  • Joden  werden slachtoffer van een enorme haatpropaganda, pesterijen en later volkerenmoord
  • De nazi's zagen de joden niet als aanhangers van een geloof, maar als een minderwaardig 'ras'
  • In 1935 kwamen er zelfs rassenwetten waarin stond dat ze geen Duitser meer waren en niet mochten trouwen of seks mochten hebben met Duitsers

Slide 30 - Slide

Gebiedsuitbreiding
  • Hitler neemt vanaf 1938 Oostenrijk (zijn geboorteland) in (Der Anschluss, er werd geen schot gevuurd). Naast Lebensraum wil Hitler ook alle Duitssprekende volkeren in 1 groot Germaans Rijk (Heim ins Reich). 
  • Appeasementpolitiek: De VS, GB en Frankrijk lieten Hitler zijn gang gaan (verzoeningspolitiek) om zo de vrede proberen te handhaven.

Slide 31 - Slide

Heim ins Reich
  • 1938: Hitler wilde ook het grensgebied van Tsjecho-slowakije (Sudetenland) inlijven omdat hiet Duitssprekende mensen woonden.
  • Op de conferentie van Munchen kreeg Hitler zijn zin en beloofde verder geen gebied meer te zullen annexeren (innemen). Chamberlain (GB) dacht de vrede te hebben gered!
  • In maart 1939 nam Hitler heel Tsjecho-slowakije in en verbrak zijn belofte!

Slide 32 - Slide

Aanleiding WO II: Aanval op Polen
  • Hitler sloot met Stalin in augustus 1939 een niet-aanvalsverdrag om zo een tweefrontenoorlog te voorkomen. Samen zouden ze Polen verdelen.
  • Op 1 september 1939 viel Duitsland Polen binnen. Polen was niet bestand tegen de Duitse Blitzkrieg. Frankrijk en Engeland verklaarden Duitsland de oorlog. 
  • Na Noorwegen en Denemarken werd op 10 mei 1940 Nederland, Belgie en Frankrijk aangevallen!

Slide 33 - Slide

Groot-Brittanie en de SU!
  • Hitler probeerde met luchtgevechten en bombardementen om Engeland tot overgave te dwingen! (Battle of Britain)
  • De Engelsen o.l.v. Winston Churchill hielden stand!
  • Hitler veranderde zijn plannen en viel in juni 1941 de Sovjet-Unie aan (graan en olie). Stalin geloofde zijn oren niet!
  • In de zomer rukte het leger snel op, maar Hitler had zich vergist in de Russische winters en de enorme bevoorrading......

Slide 34 - Slide

Keerpunten in de oorlog
  • 1941: De Japanse aanval (bondgenoot van Duitsland) op Pearl Harbor (marinebasis VS op Hawai) zorgt ervoor dat de VS aan de kant van de geallieerden mee gaat vechten!
  • 1943: De Duitsers verliezen in de Sovjet-Unie de Slag bij Stalingrad. Vanaf dat moment kunnen de Russen oprukken richting Berlijn.
  • 1944: 6 juni D-Day ofwel landing in Normandie. Amerikanen en Canadezen bestormen de stranden van Normandie om een gat te slaan in de Atlantic Wall
  • Aug. 1945: Japan werd tot overgave gedwongen. President Truman gaf in 1945 opdracht om de steden Hiroshima en Nagasaki met een atoombom te bombarderen! Zo kwam een eind aan de Tweede Wereldoorlog.

Slide 35 - Slide

Jodenhaat (antisemitisme)
  • Joden  werden slachtoffer van een enorme haatpropaganda, pesterijen en later volkerenmoord
  • De nazi's zagen de joden niet als aanhangers van een geloof, maar als een minderwaardig 'ras'
  • In 1935 kwamen er zelfs rassenwetten waarin stond dat ze geen Duitser meer waren en niet mochten trouwen of seks mochten hebben met Duitsers

Slide 36 - Slide

Begrippen
Republiek van Weimar (ook: Weimarrepubliek)
:
De Duitse republiek die begon met de nieuwe grondwet (van 1919) en eindigde met de machtsovername door Adolf Hitler in 1933. Deze republiek was gebaseerd op de grondbeginselen van de parlementaire democratie en is vernoemd naar de Duitse stad Weimar, omdat hier de grondwet van de nieuwe staat werd aangenomen. De Weimarrepubliek kwam voort uit de republiek die in 1918 werd uitgeroepen na de opheffing van het Duitse keizerrijk.
geallieerden
:
In de Eerste en Tweede Wereldoorlog: bondgenoten tegen Duitsland, vooral Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland/de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten.
parlementaire democratie
:
Politiek stelsel waarin een democratisch gekozen parlement de hoogste macht heeft.
communisme
:
Politiek stelsel waarin een democratisch gekozen parlement de hoogste macht heeft.
arbeidsdienst :
De gedwongen tewerkstelling van arbeiders uit de bezette gebieden in de Duitse oorlogsindustrie.

Slide 37 - Slide

Begrippen
dolkstootlegende:
Complottheorie die de schuld voor het verlies van de Eerste Wereldoorlog bij de regering van de Republiek van Weimar neerlegde.

Verdrag van Versailles:
Vredesverdrag van de Eerste Wereldoorlog, in 1919 afgesloten tussen de geallieerden en Duitsland. In het verdrag werd onder meer bepaald welke delen van het grondgebied Duitsland moest afstaan en hoe het de oorlogsschade van de geallieerden moest compenseren.

herstelbetalingen:
Een vergoeding (in geld of in goederen) voor geleden oorlogsschade.

Dawesplan:
Plan (uit 1924) van een internationale commissie onder leiding van de Amerikaan Charles Dawes (spreek uit: ‘Dòws’) dat gericht was op verlichting van de Duitse herstelbetalingen aan de geallieerden. Volgens dit plan mocht Duitsland bijvoorbeeld buitenlands geld lenen om zijn economische crisis te bestrijden.

Slide 38 - Slide

Begrippen
beurskrach:
Massale en plotselinge ineenstorting van de koersen op een aandelenbeurs; in het bijzonder het inzakken van de beurs van New York in 1929, waardoor een wereldwijde economische crisis ontstond.
Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP):
 Duitse nationalistische en racistische politieke partij die (van 1920 tot 1945) streefde naar verbetering van de toestand van het Duitse volk door middel van sterk politiek leiderschap, afschaffing van de vrijheid van meningsuiting en de democratie, een sterk door de staat gestuurde economie en maatschappelijke uitsluiting van bepaalde groepen, onder wie Joden.
propaganda:
Politieke reclame om mensen te overtuigen van en te laten gehoorzamen aan de ideeën van een bepaalde persoon of partij.
Rijksdagbrand:
De brand die (in 1933) het Duitse parlementsgebouw in Berlijn verwoestte. Hitler gebruikte het voorval om het parlement ervan te overtuigen dat hij vrijwel onbeperkte regeringsmacht moest krijgen.
machtigingswet:
Een wet waarbij het parlement (een deel van) zijn bevoegdheden overdraagt aan de regering, zodat die zonder democratische controle een crisissituatie kan oplossen.

Slide 39 - Slide

Begrippen
totalitair regime:
Een regering die bijna de volledige controle heeft over het dagelijks leven van mensen in politiek, cultureel, godsdienstig, sociaal en economisch opzicht.
nazificatie:
Het streven van de nationaalsocialisten om een vrije samenleving om te vormen tot een maatschappij die is gebaseerd op nationaalsocialistische beginselen, onder meer met behulp van propaganda.
Volksgemeinschaft:
Letterlijk ‘volksgemeenschap’: onder nationaalsocialisten populaire aanduiding voor een ideale, harmonieuze samenleving, ‘raszuiver’ en zonder klassentegenstellingen.
appeasementpolitiek
:
Letterlijk ‘verzoeningspolitiek’: de buitenlandse politiek van Groot-Brittannië en Frankrijk in de jaren 30, die erop was gericht een oorlog met Duitsland te voorkomen door steeds toe te geven aan de wensen en eisen van Hitler.
rechtsstaat :
Een staat waarin wetten de staatsmacht inperken en burgers verzekerd zijn van eerlijke rechtspraak, vrijheid van meningsuiting, vakbondsvrijheid en dergelijke.

Slide 40 - Slide