Wat kom je tegen in de school?

Wat kom je tegen in de school?
1 / 30
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat kom je tegen in de school?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je de belangrijkste dingen benoemen die je tegenkomt in de school.

Slide 2 - Slide

Benoem het leerdoel van de les, zodat de leerlingen weten wat ze aan het einde van de les zouden moeten kunnen.
Wat weet je al over dingen die je in de school tegenkomt?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Lokaal
Een lokaal is een klaslokaal waar je les krijgt.

Slide 4 - Slide

Laat een afbeelding zien van een klaslokaal en vraag de leerlingen om het woord
 'lokaal' in het Nederlands te noemen.
Schoolplein
Het schoolplein is buiten waar je kunt spelen en pauzeren.

Slide 5 - Slide

Laat een afbeelding zien van een schoolplein en vraag de leerlingen om het woord 'schoolplein' in het Nederlands te noemen.
Gang
Een gang is een ruimte tussen de verschillende lokalen.

Slide 6 - Slide

Laat een afbeelding zien van een gang en vraag de leerlingen om het woord 'gang' in het Nederlands te noemen.
Toiletten
Toiletten zijn de ruimtes waar je naar toe gaat om naar de wc te gaan.

Slide 7 - Slide

Laat een afbeelding zien van toiletten en vraag de leerlingen om het woord 'toiletten' in het Nederlands te noemen.
Kantine
De kantine is de ruimte waar je kunt eten en drinken tijdens de pauze.

Slide 8 - Slide

Laat een afbeelding zien van een kantine en vraag de leerlingen om het woord 'kantine' in het Nederlands te noemen.
Wat is de kantine?
A
Een klaslokaal waar je les krijgt.
B
Een buitenruimte waar je kunt spelen en pauzeren.
C
Een ruimte waar je naar de wc gaat.
D
De ruimte waar je kunt eten en drinken tijdens de pauze.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Waarvoor zijn de toiletten bedoeld?
A
Om te spelen.
B
Om naar de wc te gaan.
C
Om te eten en drinken.
D
Om les te krijgen.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Bibliotheek
De bibliotheek is de ruimte waar je boeken kunt lenen.

Slide 11 - Slide

Laat een afbeelding zien van een bibliotheek en vraag de leerlingen om het woord 'bibliotheek' in het Nederlands te noemen.
Directiekamer
De directiekamer is de ruimte waar de schooldirecteur en andere belangrijke mensen vergaderen.

Slide 12 - Slide

Laat een afbeelding zien van een directiekamer en vraag de leerlingen om het woord 'directiekamer' in het Nederlands te noemen.
Computerruimte
De computerruimte is de ruimte waar je op de computer kunt werken.

Slide 13 - Slide

Laat een afbeelding zien van een computerruimte en vraag de leerlingen om het woord 'computerruimte' in het Nederlands te noemen.
Gymzaal
De gymzaal is de ruimte waar je gymles krijgt en kunt sporten.

Slide 14 - Slide

Laat een afbeelding zien van een gymzaal en vraag de leerlingen om het woord 'gymzaal' in het Nederlands te noemen.
Pennen
Pennen zijn schrijfgerei waarmee je kunt schrijven.

Slide 15 - Slide

Laat een afbeelding zien van pennen en vraag de leerlingen om het woord 'pennen' in het Nederlands te noemen.
Papier
Papier is het materiaal waarop je kunt schrijven.

Slide 16 - Slide

Laat een afbeelding zien van papier en vraag de leerlingen om het woord 'papier' in het Nederlands te noemen.
Boeken
Boeken zijn geschreven werken die informatie of verhalen bevatten.

Slide 17 - Slide

Laat een afbeelding zien van boeken en vraag de leerlingen om het woord 'boeken' in het Nederlands te noemen.
Schoolbord
Een schoolbord is een groot bord waarop je kunt schrijven met krijtjes.

Slide 18 - Slide

Laat een afbeelding zien van een schoolbord en vraag de leerlingen om het woord 'schoolbord' in het Nederlands te noemen.
Stoelen
Stoelen zijn meubels waarop je kunt zitten.

Slide 19 - Slide

Laat een afbeelding zien van stoelen en vraag de leerlingen om het woord 'stoelen' in het Nederlands te noemen.
Tafels
Tafels zijn meubels waarop je kunt werken en schrijven.

Slide 20 - Slide

Laat een afbeelding zien van tafels en vraag de leerlingen om het woord 'tafels' in het Nederlands te noemen.
Potloden
Potloden zijn schrijfgerei waarmee je kunt tekenen en schrijven.

Slide 21 - Slide

Laat een afbeelding zien van potloden en vraag de leerlingen om het woord 'potloden' in het Nederlands te noemen.
Schriften
Schriften zijn boekjes waarin je kunt schrijven.

Slide 22 - Slide

Laat een afbeelding zien van schriften en vraag de leerlingen om het woord 'schriften' in het Nederlands te noemen.
Plakband
Plakband is een kleverige tape waarmee je dingen aan elkaar kunt plakken.

Slide 23 - Slide

Laat een afbeelding zien van plakband en vraag de leerlingen om het woord 'plakband' in het Nederlands te noemen.
Lijm
Lijm is een kleverige stof waarmee je dingen aan elkaar kunt plakken.

Slide 24 - Slide

Laat een afbeelding zien van lijm en vraag de leerlingen om het woord 'lijm' in het Nederlands te noemen.
Wat is het doel van plakband?
A
Werken en schrijven.
B
Boeken lenen.
C
Schrijven en tekenen.
D
Dingen aan elkaar plakken.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van een schoolplein?
A
Boeken lenen.
B
Gymles krijgen en sporten.
C
Buiten spelen en pauzeren.
D
Op de computer werken.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een lokaal?
A
Een ruimte waar je kunt eten en drinken.
B
Een boek dat informatie of verhalen bevat.
C
Een plek buiten waar je kunt spelen.
D
Een klaslokaal waar je les krijgt.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 28 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 29 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 30 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.