H4 23.12.2021

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Herzlich willkommen

Donnerstag 23.12.2021

Heute

• Organisatorisches (Prüfung)
• Wiederholung der Wörter
• Wiederholung der Wechselpräpositionen
• Das Adjektiv

Das Ziel von heute: Wiederholung der Wörter & Wechselpräpositionen, das Adjektiv kennenlernen.

Die Prüfung

Wörter: Kap. 3 alles: DE – NL, NL – DE

Redemittel: Kap. 3: alles:

                      Lektion 3 (Kap. 3): Niederländisch – Deutsch

                      Lektion 6 (Kap. 3): Niederländisch – Deutsch

Grammatik Kap. 1, Kap. 2 & Kap. 3: (Wechsel)präpositionen und Fälle – Adjektiv – Konjuktiv II – Personal Pronomen – haben /sein / werden  (Adverbien & Konjunktionen nicht!)

Wiederholung der Wörter

Kapitel 3: Lektion 6

Übersetze ins Niederländische:
heilen

Übersetze ins Deutsche:
het koud hebben

de pech

1. der Pech
2. die Pech
3. das Pech

das Fieber

jucken

die Grippe

sich erbrechen

jeuken

de griep

de koorts

overgeven

Die Antworten

heilen - genezen

het koud hebben - frieren

de pech - das Pech

das Fieber - de koorts

die Grippe - de griep

jucken - jeuken

sich erbrechen - overgeven

Wechselpräpositionen

Haben wir wiederholt. Gibt es noch Fragen?

Die Wechselpräpositionen

Wechselpräpositionen: Als er sprake is van zich bevinden, welke naamval krijg je dan?

1. Dativ
2. Akkusativ

Wechselpräpostionen: Als er sprake is van een beweging ergens naartoe, welke naamval krijg je dan?

1. Dativ
2. Akkusativ

An welch…… Tag haben wir die Prüfung?

1. Dativ
2. Akkusativ

Wiederholung Klasse 3:

Die Wechselpräpositionen regieren entweder den Dativ oder den Akkusativ.

Dativ:  

• zich bevinden (fotomoment) 
• wanneer  

Akkusativ:

• iets / iemand verandert van plaats (filmmoment)

Der Baum steht neben d…… Haus.

1. Dativ
2. Akkusativ

Auf d…… Foto stehe ich zwischen mein…… Freunde……

1. Dativ, Dativ
2. Akkusativ, Akkusativ
3. Dativ, Akkusativ
4. Akkusativ, Dativ

Ich schwimme in d…… Wasser.

1. Dativ
2. Akkusativ

Ich gehe in d…… Kino.

1. Dativ
2. Akkusativ

Ich schaue über d…… Mauer.

1. Dativ
2. Akkusativ

Die Wechselpräpositionen 

Drukt het zinsdeel een positie uit? Is het zinsdeel het antwoord op wo? of wann? - Dativ

An / Am Donnerstag haben wir Deutsch.

> Wann haben wir Deutsch?

> Dativ

Der Lehrer sitzt hinter d... Baum.

> Wo sitzt der Lehrer?

> Dativ

Aber:

Er geht an d... Arbeit.

Wo? / Wann? / Wohin?

Er kam im/ ins Gespräch.

Wo? / Wann? / Wohin?

Er geht an d... Fenster.

> Wohin geht er?

Er kam im / ins Zimmer.

> Wohin kam er?

Drukt het zinsdeel een plaatsverandering uit? Is het zinsdeel het antwoord op wohin? - Akkusativ

Ich setze mich auf d……Stuhl.

> Wohin setze ich mich?

> Akkusativ 

7 /2 regel:

7 Präpositionen regieren den Dativ > an, hinter, in, neben, unter, vor, zwischen

2 Präpositionen regieren den Akkusativ > auf, über

z.B.

Wir freuen uns auf d... Wochenende.

> wo? wann? wohin? geen antwoord

> 7/2 > Akkusativ

Die Zuschauer strömten in d………. Stadion.

1. dem
2. das

Auf ein………. Bank (v) auf d………. Bahnsteig (m) wartete er auf d………. Zug (m).

1. eine, dem, dem
2. einer, dem, dem
3. eine, dem, den
4. einer, dem, den

Das Adjektiv

Uitleg Adjektiv

Bijvoeglijk naamwoord (bn) = ADJEKTIV

- noemt een eigenschap/ kenmerk van een zelfstandig naamwoord.

- Kan voor een zelfstandig naamwoord worden gezet.

Voorbeeld:  de mooie beer
de (lw) beer (zn)         -          de (lw) mooie (bn) beer (zn)

                                                   Der schöne Bär.

Wat is een Adjektiv?

een Adjektiv = een bijvoeglijk naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord...

 zegt iets over een zelfstandig naamwoord; 

betreft vaak een eigenschap of een kenmerk;

staat vaak vóór het zelfstandig naamwoord.

Voorbeeld: Mijn oom heeft een mooie auto. 

Auf Deutsch: Mein Onkel hat ein schönes Auto.

Let op: de uitgangen van het Adjektiv zijn altijd

 -en,

 behalve bij drie (onverbogen) vormen

=

ook wel woordenboek-vormen genoemd

na "der" mannelijk -e

na "die" vrouwelijk -e

na "das" onzijdig   -e

na "ein" mannelijk  -er

na "eine" vrouwelijk -e

na "ein" onzijdig     -es

Bijvoeglijk naamwoord: Der-Gruppe

Bijvoeglijk naamwoord:

"der" - groep

d-  dies-  jen-  jed-  manch-  solch-

welch- all-

Bijvoeglijk naamwoord: Ein-Gruppe

Bijvoeglijk naamwoord:

"ein"- groep

ein-  kein-  

mein-  dein-  sein-  ihr-  sein-

unser-  euer-  ihr-  Ihr-

Wat is de meest voorkomende uitgang van het Adjektiv in het Duits ?

1. e
2. er
3. en
4. es

In welke naamval(en) komt deze meestvoorkomende uitgang -en ALTIJD voor ?

1. 1e en 2e naamval
2. 2e en 3e naamval
3. 3e en 4e naamval
4. 1e en 4e naamval

Waar komt de uitgang -en in beide schema's NIET voor ?

1. mannelijk 1e vrouwelijk 1e onzijdig 1e
2. mannelijk 4e vrouwelijk 4e onzijdig 4e
3. mannelijk 4e vrouwelijk 1e onzijdig 1e
4. vrouwelijk 4e onzijdig 1e meervoud 1e

Waar komt de meestvoorkomende uitgang -en UITSLUITEND voor ?

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. onzijdig
4. meervoud

Samengevat: Adjektiv na "der"

Je hoeft dus alleen maar op te letten bij 

mannelijk:  der   -e  (uitgang Adjektiv)

vrouwelijk:   die    -e   (uitgang Adjektiv)   onzijdig:    das   -e  (uitgang Adjektiv)

Samengevat: Adjektiv na "ein"

Je hoeft dus alleen maar op te letten bij  

mannelijk:  ein    -er  (uitgang Adjektiv) 

vrouwelijk: eine    -e (uitgang Adjektiv) 

     onzijdig: ein    -es (uitgang Adjektiv)

Bijvoeglijk naamwoord: Der-Gruppe

Bijvoeglijk naamwoord:

"der" - groep

d-  dies-  jen-  jed-  manch-  solch-

welch- all-

Bijvoeglijk naamwoord: Ein-Gruppe

Bijvoeglijk naamwoord:

"ein"- groep

ein-  kein-  

mein-  dein-  sein-  ihr-  sein-

unser-  euer-  ihr-  Ihr-

Er trägt meinen blau... Pulli (m).

1. e
2. er
3. en
4. em

Ich habe diese braun... Schuhe (mv).

1. e
2. en
3. er
4. em

Wir fahren mit einem rot..... Boot (o).

1. e
2. en
3. er
4. em

Mein Bruder hat ein gelb...... T-Shirt (0) bekommen.

1. -en
2. -es
3. -e
4. -er

Durch die rot... Hose (v) siehst du hübsch aus!

1. e
2. er
3. en
4. es

Bis morgen!