Forming: oriënterenLeerlingen leren elkaar kennen, de groep zoekt naar veiligheid en structuur.
Storming: presenteren
De verhouding tussen leerlingen wordt duidelijker, wie is er een leider, wie een volger?
Norming: normeren
De regels, waarden en normen van de groep worden bepaald. Iedereen krijgt een eigen taak in de samenwerking.
Performing: presteren
De groep wordt een team en is klaar voor samenwerking. Er zijn ongeschreven regels waar iedereen zich aan houdt.
Reforming: evalueren
Het einde van het jaar of periode is in zicht.