191009 Les 6
Mercredi 9 octobre
Bienvenue t3a !
Aujourd'hui:
- Corriger ex. 8, 9, 10, 11 (10 min)
- Grammaire C (15 min)
- Gramm. C : ex. 13, 14, 15 (10 min)
+ corriger & tester vos connaissances (10 min)
Devoirs lundi:
Faire: ex. 22 - 25
Apprendre: gramm C + schrijfvaardigheidsbundel A+B+C
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Mercredi 9 octobre
Bienvenue t3a !
Aujourd'hui:
- Corriger ex. 8, 9, 10, 11 (10 min)
- Grammaire C (15 min)
- Gramm. C : ex. 13, 14, 15 (10 min)
+ corriger & tester vos connaissances (10 min)
Devoirs lundi:
Faire: ex. 22 - 25
Apprendre: gramm C + schrijfvaardigheidsbundel A+B+C
Slide 1 - Slide
Mercredi 9 octobre
Bienvenue t3a !
Aujourd'hui:
- Corriger ex. 8, 9, 10, 11 (10 min)
- Grammaire C (15 min)
- Gramm. C : ex. 13, 14, 15 (10 min)
+ corriger & tester vos connaissances (10 min)
Devoirs lundi:
Faire: ex. 22 - 25
Apprendre: gramm C + schrijfvaardigheidsbundel A+B+C
Slide 2 - Slide
Mijn ouders hebben meerdere vrienden in Spanje. Ik ken die vrienden niet. Mijn zus, Mireille, heeft een penvriendin in Duitsland, Anika. Ze schrijft regelmatig een brief aan Anika, maar Anika stuurt niet vaak een antwoord aan Mireille. Wij kennen ook een Zwitserse familie. Zij sturen verjaardagskaarten aan ons, maar we zien die familie nooit. En ik heb een Engelse penvriend in het kader van een uitwisseling, maar ik ken die penvriend nog niet goed. Ik ga aan die penvriend morgen een brief sturen.
1 min, à deux : - Wat is er mis met deze tekst?
- Hoe kun je dit oplossen?
Slide 3 - Slide
Mijn ouders hebben meerdere vrienden in Spanje. Ik ken hen niet.
Mijn zus, Mireille, heeft een penvriendin in Duitsland, Anika. Ze schrijft regelmatig een brief aan Anika, maar Anika stuurt niet vaak een antwoord aan Mireille. Wij kennen ook een Zwitserse familie. Zij sturen verjaardagskaarten aan ons, maar we zien die familie nooit. En ik heb een Engelse penvriend in het kader van een uitwisseling, maar ik ken die penvriend nog niet goed. Ik ga aan die penvriend morgen een brief sturen.
Slide 4 - Slide
Mijn ouders hebben meerdere vrienden in Spanje. Ik ken hen niet.
Mijn zus, Mireille, heeft een penvriendin in Duitsland, Anika. Ze schrijft haar regelmatig een brief, maar Anika stuurt niet vaak een antwoord aan Mireille. Wij kennen ook een Zwitserse familie. Zij sturen verjaardagskaarten aan ons, maar we zien die familie nooit. En ik heb een Engelse penvriend in het kader van een uitwisseling,maar ik ken die penvriend nog niet goed. Ik ga aan die penvriend morgen een brief sturen.
Slide 5 - Slide
Mijn ouders hebben meerdere vrienden in Spanje. Ik ken hen niet.
Mijn zus, Mireille, heeft een penvriendin in Duitsland, Anika. Ze schrijft haar regelmatig een brief, maar Anika stuurt haar niet vaak een antwoord. Wij kennen ook een Zwitserse familie. Zij sturen verjaardagskaarten aan ons, maar we zien die familie nooit. En ik heb een Engelse penvriend in het kader van een uitwisseling, maar ik ken die penvriend nog niet goed. Ik ga aan die penvriend morgen een brief sturen.
Slide 6 - Slide
Mijn ouders hebben meerdere vrienden in Spanje. Ik ken hen niet.
Mijn zus, Mireille, heeft een penvriendin in Duitsland, Anika. Ze schrijft haar regelmatig een brief, maar Anika stuurt haar niet vaak een antwoord. Wij kennen ook een Zwitserse familie. Zij sturen
ons verjaardagskaarten, maar we zien die familie nooit. En ik heb een Engelse penvriend in het kader van een uitwisseling, maar ik ken die penvriend nog niet goed. Ik ga aan die penvriend morgen een brief sturen.
Slide 7 - Slide
Mijn ouders hebben meerdere vrienden in Spanje. Ik ken hen niet.
Mijn zus, Mireille, heeft een penvriendin in Duitsland, Anika. Ze schrijft haar regelmatig een brief, maar Anika stuurt haar niet vaak een antwoord. Wij kennen ook een Zwitserse familie. Zij sturen
ons verjaardagskaarten, maar we zien hen nooit. En ik heb een Engelse penvriend in het kader van een uitwisseling, maar ik ken die penvriend nog niet goed. Ik ga aan die penvriend morgen een brief sturen.
Slide 8 - Slide
Mijn ouders hebben meerdere vrienden in Spanje. Ik ken hen niet.
Mijn zus, Mireille, heeft een penvriendin in Duitsland, Anika. Ze schrijft haar regelmatig een brief, maar Anika stuurt haar niet vaak een antwoord. Wij kennen ook een Zwitserse familie. Zij sturen
ons verjaardagskaarten, maar we zien hen nooit. En ik heb een Engelse penvriend in het kader van een uitwisseling, maar ik ken hem nog niet goed. Ik ga hem morgen een brief sturen.
Slide 9 - Slide
Mijn ouders hebben meerdere vrienden in Spanje. Ik ken die vrienden niet. Mijn zus, Mireille, heeft een penvriendin in Duitsland, Anika. Ze schrijft regelmatig een brief aan Anika, maar Anika stuurt niet vaak een antwoord aan Mireille. Wij kennen ook een Zwitserse familie. Zij sturen verjaardagskaarten aan ons, maar we zien die familie nooit. En ik heb een Engelse penvriend in het kader van een uitwisseling, maar ik ken die penvriend nog niet goed. Ik ga aan die penvriend morgen een brief sturen.
Slide 10 - Slide
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne connais pas ces amis. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle a envoyé plusieurs lettres à cette correspondante, mais Anika ne répond pas souvent à Mireille. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils envoient des cartes d'anniversaire à nous, mais nous ne voyons jamais cette famille. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne connais pas encore bien ce correspondant. Je vais envoyer une lettre à ce correspondant demain.
Slide 11 - Slide
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne les connais pas. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle lui a envoyé plusieurs lettres, mais Anika ne lui répond pas souvent. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils nous envoient des cartes d'anniversaire, mais nous ne les voyons jamais. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne le connais pas encore bien. Je vais lui envoyer une lettre demain.
Slide 12 - Slide
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne les connais pas. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle lui a envoyé plusieurs lettres, mais Anika ne lui répond pas souvent. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils nous envoient des cartes d'anniversaire, mais nous ne les voyons jamais. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne le connais pas encore bien. Je vais lui envoyer une lettre demain.
Slide 13 - Slide
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne les connais pas. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle lui a envoyé plusieurs lettres, mais Anika ne lui répond pas souvent. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils nous envoient des cartes d'anniversaire, mais nous ne les voyons jamais. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne le connais pas encore bien. Je vais lui envoyer une lettre demain.
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne connais pas ces amis. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle a envoyé plusieurs lettres à cette correspondante, mais Anika ne répond pas souvent à Mireille. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils envoient des cartes d'anniversaire à nous, mais nous ne voyons jamais cette famille. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne connais pas encore bien ce correspondant. Je vais envoyer une lettre à ce correspondant demain.
1. Vul aan: lv mv lv mv
mij: me me ons: nous nous
jou: te te jullie: vous vous
het/hem/haar: ...... ..... hen: ...... .....
2. Vul aan: Je plaatst het pers vnw voor de ...................., behalve als er een .................................. in de zin staat, dan komt het pers vnw voor het ............................ Let op: bij een ontkenning ..........................................
Slide 14 - Slide
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne les connais pas. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle lui a envoyé plusieurs lettres, mais Anika ne lui répond pas souvent. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils nous envoient des cartes d'anniversaire, mais nous ne les voyons jamais. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne le connais pas encore bien. Je vais lui envoyer une lettre demain.
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne connais pas ces amis. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle a envoyé plusieurs lettres à cette correspondante, mais Anika ne répond pas souvent à Mireille. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils envoient des cartes d'anniversaire à nous, mais nous ne voyons jamais cette famille. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne connais pas encore bien ce correspondant. Je vais envoyer une lettre à ce correspondant demain.
1. Vul aan: lv mv lv mv
mij: me me ons: nous nous
jou: te te jullie: vous vous
het/hem/haar: le/la ..... hen: ...... .....
2. Vul aan: Je plaatst het pers vnw voor de ...................., behalve als er een .................................. in de zin staat, dan komt het pers vnw voor het ............................ Let op: bij een ontkenning ..............................................................................
Slide 15 - Slide
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne les connais pas. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle lui a envoyé plusieurs lettres, mais Anika ne lui répond pas souvent. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils nous envoient des cartes d'anniversaire, mais nous ne les voyons jamais. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne le connais pas encore bien. Je vais lui envoyer une lettre demain.
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne connais pas ces amis. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle a envoyé plusieurs lettres à cette correspondante, mais Anika ne répond pas souvent à Mireille. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils envoient des cartes d'anniversaire à nous, mais nous ne voyons jamais cette famille. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne connais pas encore bien ce correspondant. Je vais envoyer une lettre à ce correspondant demain.
1. Vul aan: lv mv lv mv
mij: me me ons: nous nous
jou: te te jullie: vous vous
le/la lui hen: ...... .....
2. Vul aan: Je plaatst het pers vnw voor de ...................., behalve als er een .................................. in de zin staat, dan komt het pers vnw voor het ............................ Let op: bij een ontkenning ..............................................................................
Slide 16 - Slide
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne les connais pas. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle lui a envoyé plusieurs lettres, mais Anika ne lui répond pas souvent. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils nous envoient des cartes d'anniversaire, mais nous ne les voyons jamais. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne le connais pas encore bien. Je vais lui envoyer une lettre demain.
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne connais pas ces amis. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle a envoyé plusieurs lettres à cette correspondante, mais Anika ne répond pas souvent à Mireille. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils envoient des cartes d'anniversaire à nous, mais nous ne voyons jamais cette famille. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne connais pas encore bien ce correspondant. Je vais envoyer une lettre à ce correspondant demain.
1. Vul aan: lv mv lv mv
mij: me me ons: nous nous
jou: te te jullie: vous vous
le/la lui hen: les .....
2. Vul aan: Je plaatst het pers vnw voor de ...................., behalve als er een .................................. in de zin staat, dan komt het pers vnw voor het ............................ Let op: bij een ontkenning ..............................................................................
Slide 17 - Slide
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne les connais pas. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle lui a envoyé plusieurs lettres, mais Anika ne lui répond pas souvent. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils nous envoient des cartes d'anniversaire, mais nous ne les voyons jamais. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne le connais pas encore bien. Je vais lui envoyer une lettre demain.
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne connais pas ces amis. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle a envoyé plusieurs lettres à cette correspondante, mais Anika ne répond pas souvent à Mireille. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils envoient des cartes d'anniversaire à nous, mais nous ne voyons jamais cette famille. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne connais pas encore bien ce correspondant. Je vais envoyer une lettre à ce correspondant demain.
1. Vul aan: lv mv lv mv
mij: me me ons: nous nous
jou: te te jullie: vous vous
le/la lui hen: les leur
2. Vul aan: Je plaatst het pers vnw voor de ...................., behalve als er een .................................. in de zin staat, dan komt het pers vnw voor het ............................ Let op: bij een ontkenning ..............................................................................
Slide 18 - Slide
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne les connais pas. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle lui a envoyé plusieurs lettres, mais Anika ne lui répond pas souvent. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils nous envoient des cartes d'anniversaire, mais nous ne les voyons jamais. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne le connais pas encore bien. Je vais lui envoyer une lettre demain.
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne connais pas ces amis. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle a envoyé plusieurs lettres à cette correspondante, mais Anika ne répond pas souvent à Mireille. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils envoient des cartes d'anniversaire à nous, mais nous ne voyons jamais cette famille. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne connais pas encore bien ce correspondant. Je vais envoyer une lettre à ce correspondant demain.
1. Vul aan: lv mv lv mv
mij: me me ons: nous nous
jou: te te jullie: vous vous
le/la lui hen: les leur
2. Vul aan: Je plaatst het pers vnw voor de persoonsvorm, behalve als er een .................. in de zin staat, dan komt het pers vnw voor het ............................ Let op: bij een ontkenning ..............................................................................
Slide 19 - Slide
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne les connais pas. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle lui a envoyé plusieurs lettres, mais Anika ne lui répond pas souvent. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils nous envoient des cartes d'anniversaire, mais nous ne les voyons jamais. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne le connais pas encore bien. Je vais lui envoyer une lettre demain.
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne connais pas ces amis. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle a envoyé plusieurs lettres à cette correspondante, mais Anika ne répond pas souvent à Mireille. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils envoient des cartes d'anniversaire à nous, mais nous ne voyons jamais cette famille. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne connais pas encore bien ce correspondant. Je vais envoyer une lettre à ce correspondant demain.
1. Vul aan: lv mv lv mv
mij: me me ons: nous nous
jou: te te jullie: vous vous
le/la lui hen: les leur
2. Vul aan: Je plaatst het pers vnw voor de persoonsvorm, behalve als er een infinitief (heel werkwoord) in de zin staat, dan komt het pers vnw voor het ......... Let op: bij een ontkenning .....................................
Slide 20 - Slide
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne les connais pas. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle lui a envoyé plusieurs lettres, mais Anika ne lui répond pas souvent. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils nous envoient des cartes d'anniversaire, mais nous ne les voyons jamais. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne le connais pas encore bien. Je vais lui envoyer une lettre demain.
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne connais pas ces amis. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle a envoyé plusieurs lettres à cette correspondante, mais Anika ne répond pas souvent à Mireille. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils envoient des cartes d'anniversaire à nous, mais nous ne voyons jamais cette famille. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne connais pas encore bien ce correspondant. Je vais envoyer une lettre à ce correspondant demain.
1. Vul aan: lv mv lv mv
mij: me me ons: nous nous
jou: te te jullie: vous vous
le/la lui hen: les leur
2. Vul aan: Je plaatst het pers vnw voor de persoonsvorm, behalve als er een infinitief (heel werkwoord) in de zin staat, dan komt het pers vnw voor het hele werkwoord. Let op: bij een ontkenning ........................
Slide 21 - Slide
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne les connais pas. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle lui a envoyé plusieurs lettres, mais Anika ne lui répond pas souvent. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils nous envoient des cartes d'anniversaire, mais nous ne les voyons jamais. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne le connais pas encore bien. Je vais lui envoyer une lettre demain.
Mes parents ont plusieurs amis en Espagne. Je ne connais pas ces amis. Ma soeur, Mireille, a une correspondante en Allemagne, Anika. Elle a envoyé plusieurs lettres à cette correspondante, mais Anika ne répond pas souvent à Mireille. Nous connaissons aussi une famille suisse. Ils envoient des cartes d'anniversaire à nous, mais nous ne voyons jamais cette famille. Et moi, j'ai un correspondant anglais dans le cadre d'un échange scolaire, mais je ne connais pas encore bien ce correspondant. Je vais envoyer une lettre à ce correspondant demain.
1. Vul aan: lv mv lv mv
mij: me me ons: nous nous
jou: te te jullie: vous vous
le/la lui hen: les leur
2. Vul aan: Je plaatst het pers vnw voor de persoonsvorm, behalve als er een infinitief (heel werkwoord) in de zin staat, dan komt het pers vnw voor het hele werkwoord. Let op: bij een ontkenning komt het tussen 'ne' en de persoonsvorm.
Slide 22 - Slide
Mercredi 9 octobre
- Gramm. C : ex. 13, 14, 15 (10 min)
Devoirs lundi:
Faire: ex. 13 - 15
Apprendre: gramm C + schrijfvaardigheidsbundel A+B+C
lv mv lv mv
mij: me me ons: nous nous
jou: te te jullie: vous vous
het/hem/haar: le/la lui hen: les leur
Je plaatst het pers vnw voor de persoonsvorm, behalve als er een infinitief (heel werkwoord) in de zin staat, dan komt het pers vnw voor het hele werkwoord. Let op: bij een ontkenning plaats je het tussen de 'ne' en de persoonsvorm.
Slide 23 - Slide
Mercredi 9 octobre
Participez au cours sur lessonup.app
(devoirs d'aujourd'hui)
5 min: concours Lessonup
Slide 24 - Slide
J'ai des amis très sympas.
Ils ................................... souvent des jolies cartes.
Ils ................................... souvent des jolies cartes.
A
me envoient
B
m'envoient
Slide 25 - Quiz
C'est ta nouvelle correspondante.
Tu ...................................... une lettre ?
Tu ...................................... une lettre ?
A
vas lui envoyer
B
lui vas envoyer
Slide 26 - Quiz
Tu connais mon ami Jean?
Je .............................. un cadeau.
Je .............................. un cadeau.
A
lui veux donner
B
le veux donner
C
veux lui donner
D
veux le donner
Slide 27 - Quiz
J'écris un message à mes amis.
Je ..... écris un message.
Je ..... écris un message.
Slide 28 - Open question
J'aime beaucoup ma mère.
Je ..... aime beaucoup.
Je ..... aime beaucoup.
