This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Kunnen en willen in het Frans
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je de werkwoorden pouvoir en vouloir correct gebruiken in Franse zinnen.
Slide 2 - Slide
Wat weet je al over de werkwoorden pouvoir en vouloir in het Frans?
Slide 3 - Mind map
Wat zijn pouvoir en vouloir?
Pouvoir betekent 'kunnen' en vouloir betekent 'willen'.
Slide 4 - Slide
wat betekent vouloir?
A
villen
B
willen
C
kunnen
D
vuil
Slide 5 - Quiz
wat betekent pouvoir?
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Video
je........ (vouloir)
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Video
Vertaal Nous........(pouvoir)
Slide 10 - Open question
Je peux
Tu peux
Il peut
Elle peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
Ik kan
Jij mag
Hij kan
Zij mag
Wij kunnen
Jullie mogen
Zij mogen
Slide 11 - Drag question
Je veux
Tu veux
Elle veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils veulent
Ik wil
Jij wilt
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen
Slide 12 - Drag question
Zet het werkwoord in de juiste vorm. Elle (pouvoir)
A
peux
B
veux
C
peut
D
veut
Slide 13 - Quiz
Zet het werkwoord in de juiste vorm. Vous (vouloir)
A
pouvons
B
pouvez
C
voulons
D
voulez
Slide 14 - Quiz
Zet het werkwoord in de juiste vorm. Ils (pouvoir)
A
peut
B
peuvent
C
veut
D
veulent
Slide 15 - Quiz
Elle (willen) _____ sortir tous les soirs.
A
peux
B
veux
C
peut
D
veut
Slide 16 - Quiz
Nous (willen) _____aller en vacances.
A
pouvons
B
voulons
C
pouvez
D
voulez
Slide 17 - Quiz
Pouvoir en vouloir in zinnen
Je gebruikt pouvoir en vouloir in Franse zinnen om aan te geven wat je kunt of wilt. Bijvoorbeeld: Je peux parler français. (Ik kan Frans spreken.) of Je veux une glace. (Ik wil een ijsje.)
Slide 18 - Slide
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd en maak ex. 31 t/m 33 Klaar? oefentoets CH3 in GL online