week 26 klas 1A Engels les 2

ik ken de woordjes van lesson 4 en 5
ik weet hoe je de verleden tijd maakt in ontkennende en vragende zinnen
Ik rond lesson 5 af
Herhaling instructie verleden tijd bij werkwoorden
Engels
week 26 les 2
BK lesson 5 opdr. 7 t/m 11
KGT: 7 t/m 10 en 12
klaar? maken lesson 1 of lesson 6
hebben we alle doelen behaald?
leren alle words van Unit 5 --> so volgende les! 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

ik ken de woordjes van lesson 4 en 5
ik weet hoe je de verleden tijd maakt in ontkennende en vragende zinnen
Ik rond lesson 5 af
Herhaling instructie verleden tijd bij werkwoorden
Engels
week 26 les 2
BK lesson 5 opdr. 7 t/m 11
KGT: 7 t/m 10 en 12
klaar? maken lesson 1 of lesson 6
hebben we alle doelen behaald?
leren alle words van Unit 5 --> so volgende les! 

Slide 1 - Slide

Programma
1. woordjes check
2. herhaling instructie verleden tijd 
3. opdrachten maken
4. leren voor SO
5. afsluiting les

Slide 2 - Slide

Geef de goede vertaling:
turtle

Slide 3 - Open question

grond

Slide 4 - Open question

beschermen

Slide 5 - Open question

strand

Slide 6 - Open question

to leave

Slide 7 - Open question

een lange wandeling maken

Slide 8 - Open question

suitcase

Slide 9 - Open question

vakantie

Slide 10 - Open question

customs

Slide 11 - Open question

meer (in de zin van: een water)

Slide 12 - Open question

Signaalwoorden
De verleden tijd herken je altijd aan signaalwoorden. 
Voorbeelden hiervan zijn:
yesterday, last week, last Friday enz.

Slide 13 - Slide

Herhaling instructie verleden tijd

Slide 14 - Slide

De verleden tijd

Slide 15 - Slide

De verleden tijd (2)
BIj bevestigende zinnen (+) :
Achter de meeste werkwoorden zet je -ed
behalve als het werkwoord al op een -e eidigt

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Dus:

  • verleden tijd bevestigende zinnen (+): -ed of -d achter het werkwoord
  • verleden tijd ontkennende (-) en vragende zinnen (?): gebruik did of didn't + werkwoord. 

Slide 18 - Slide

He works on Saturday.
A
Present simple
B
Past simple

Slide 19 - Quiz

Did you have much homework yesterday?
A
Present simple
B
Past simple

Slide 20 - Quiz

Zet de goede vorm in de zin:
I ... (to want) sandwiches last weekend.
A
wanted
B
did want

Slide 21 - Quiz

He ... (not to have) much love to give.
A
haven't
B
didn't have

Slide 22 - Quiz

He ... (not to work) last month.
A
worked
B
didn't work

Slide 23 - Quiz

I ... (to want) to eat hamburgers and fries last Saturday.

Slide 24 - Open question

Aan het werk
Unit 6 lesson 5
BK :opdr. 7 t/m 11
KGT: 7 t/m 10 en 12

Klaar? Maak lesson 1, als die af is lesson 6.

Slide 25 - Slide

Huiswerk

Volgende les: SO words Unit 6
leren alle woordjes van Unit 6 uit de study box


Slide 26 - Slide

Checken of jullie het snappen
https://create.kahoot.it/share/simple-past-past-simple/50343d2e-d403-4502-a367-ac3a2ffb9899

Let op: alleen inloggen met je voornaam! Anders word je eruit gegooid door de docent! 

Slide 27 - Slide