Klas 2HA1 Lesweek 20 Les 1+2

• Duits
• Middelbare school
• vmbo, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Kapitel 5: Essen

Achtung:

Handys in deiner Tasche (niet in je broekzak).

Auf deinem Tisch liegen:

(dein Buch), dein Heft, dein Etui

Was macht ihr heute?

• Je maakt kennis met woorden die gaan over eten en drinken.

• Je kunt de regels voor de uitgangen van ein- en kein- toepassen.

• Je kunt de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits gebruiken.

• Je kunt vragen over een tekst beantwoorden en leert daarnaast iets over achternamen en over rechten van ouders.

Lernziele

Was lernt ihr heute?

• Lernliste N-D -> die rechte Reihe

• Grammatik:

              ein- und kein-

              bezittelijk voornaamwoord in het Duits (das Possesiv Pronomen)

• Oefenen met een leestoets

Wortschatz

Ӧffnet euer Buch auf Seite 168.

Wir lesen zusammen

Lernliste N-D -> die rechte Reihe

Grammatik

Wat zijn de grammaticale geslachten in het Duits?

Lidwoorden in het Duits?

0

Hoe ver ben ik?

1. Ik snap alles.
2. Ik snap het een beetje.
3. Ik snap het niet.

der die of das?

Mädchen

1. der
2. die
3. das

Freundin

1. der
2. die
3. das

Großmutter

1. der
2. die
3. das

Kind

1. der
2. die
3. das

Junge

1. der
2. die
3. das

ein/eine of kein/keine?

Jonas ist ein / eine Kind.

1. ein
2. eine

Delden ist ein / eine Dorf

1. ein
2. eine

Jan und Max sind kein / keine Freunde.

1. kein
2. keine

Mein Opa hat kein/keine Haare mehr.

1. kein
2. keine

Grammatik

Evaluatie

Hoe ver ben ik met ein / kein?

1. Ik snap alles.
2. Ik snap het een beetje.
3. Ik snap het niet.

Vingers ......

wie wil de flipkaartjes N-D graag ontvangen?

Was macht ihr heute?

• Je maakt kennis met woorden die gaan over eten en drinken

• Je kunt de regels voor de uitgangen van ein- en kein- toepassen.

• Je kent de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits.

• Je kunt vragen over een tekst beantwoorden en leert daarnaast iets over achternamen en over rechten van ouders.

Lernziele

Was lernt ihr heute?

• Lernliste N-D -> die rechte Reihe

• Grammatik:

              ein- und kein-

              bezittelijk voornaamwoord in het Duits (das Possesiv Pronomen)

• Oefenen met een leestoets

Was weißt du noch?

De uitgangen van ein- en kein-

Ӧffnet euer Buch auf Seite 151.

Macht Aufgabe 21.

Grammatik

het bezittelijk voornaamwoord

Vandaag ga je het bezittelijk voornaamwoord in het Duits leren.

Maar wat is eigenlijk het bezittelijk voornaamwoord?

Kijk naar het volgende uitlegfilmpje.

  

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?

1. Hoe
2. heet
3. jouw
4. oma

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes

1. haar
2. moeder
3. heet
4. Agnes

het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke  voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is  de eigenaar of maker van het voorwerp: 

mijn fiets

haar tekening

hun huis

jouw broer

zijn auto

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt het lidwoord:

Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule

In dit filmpje krijg je uitleg.

Leg je Handy even omgekeerd op tafel

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elke persoon een bezittelijk voornaamwoord:

ENKELVOUD

 

ik	mijn	mein-
jij	jouw	dein-
hij	zijn	sein-
zij	haar	ihr-
het

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elke persoon een bezittelijk voornaamwoord:

MEERVOUD

Ist das euer Vater? Ist das eure Mutter?

wij	ons	unser-
ihr	jullie	euer-
sie	hun	ihr-
Sie	uw	Ihr-

Was ist (jouw) Name (m)?

1. sein
2. mein
3. dein
4. Ihr

(mijn) Hobby (o) ist Handball.

1. Meine
2. Mein
3. Deine
4. Dein

Das sind (onze) Eltern (mv).

1. meine
2. dein
3. ihr
4. unsere

(jullie) Auto (o) ist sehr schön.

1. unser
2. euere
3. unsere
4. euer

(onze) Klassenlehrer (m) heißt Meier.

1. Ihr
2. Ihre
3. Unser
4. Euere

Maaike ist (haar) Freundin (v).

1. meine
2. ihr
3. ihre
4. euere

(uw) Handy (o) klingelt, Frau Schmidt!

1. Dein
2. Ihr
3. Sein
4. Unser

Das ist (mijn) Fahrrad (o).

1. meine
2. deine
3. mein
4. sein

Grammatik

Evaluatie

Hoe ver ben ik met het bezittelijk voornaamwoord?

1. Ik snap alles.
2. Ik snap het een beetje.
3. Ik snap het niet.

Achtung

Leestoetsoefening nog niet af?

Maak deze dan thuis af.

Vrijdag kijken we deze opdracht samen na.

Vrijdag kijken we de toets na.