ACTIVITEIT 4: LANG LEVE DE SCHOOL! (SUZY)

• WO
• Lager onderwijs

ACTIVITEIT 4: LANG LEVE DE SCHOOL! (SUZY)

ACTIVITEIT 4:

LANG LEVE DE SCHOOL!

Voor de rest start: klas in twee rijen buiten, jongens eerst (van klein naar groot) en daarna de meisjes (ook van klein naar groot). 

Kinderen gaan in stilte naar binnen, houden hun handen gestrekt naast hen. 

Juf begroet met: "Goeiemorgen, kinderen", lln. antwoorden met "Goeiemorgen, juf" en gaan in stilte zitten, met rechte rug, voeten bij elkaar en armen gekruist. 

Welkom in mijn klas 

.. januari 1924.

Leerlingen vouwen hun handen samen (en doen hun ogen dicht). Zeg telkens een regel of een stukje voor. De kinderen herhalen luidop. 

Leerlingen steken hun handen uit. Controleer of hun handen en nagelranden proper zijn. Wees streng als ze vieze handen of vuile nagels hebben. "Beveel" hen om onmiddellijk hun handen goed te gaan wassen. 

Vandaag leren we over

de school van vroeger. 

Wat weten jullie al? Wat was er vroeger anders?

ws. p.16

ws. p.16

kleur het vakje zwart: wanneer het bij het begin van de 20ste eeuw past

kleur het vakje blauw: als het bij je grootouders past

kleur het vakje rood: als het bij jezelf past

Vroeger kregen de meisjes andere lessen dan de jongens. De meisjes leerden breien en naaien. Als een meisje acht jaar was, moest ze een sok kunnen breien en gaten kunnen stoppen. Jongens kregen vaak technieklessen. Daar leerden ze hoe ze moesten zagen en timmeren.

1. past bij begin van de 20ste eeuw (zwart)
2. past bij je grootouders (blauw)
3. past bij jezelf (rood)

een griffel en een lei

1. past bij begin van de 20ste eeuw (zwart)
2. past bij je grootouders (blauw)
3. past bij jezelf (rood)

Alle leerlingen van de lagere school hebben dezelfde vakken. Jongens en meisjes zitten bij elkaar in de klas. Alle meisjes doen mee met technieklessen en alle jongens doen mee met knutsellessen.

1. past bij begin van de 20ste eeuw (zwart)
2. past bij je grootouders (blauw)
3. past bij jezelf (rood)

1. past bij begin van de 20ste eeuw (zwart)
2. past bij je grootouders (blauw)
3. past bij jezelf (rood)

De kinderen schreven met een griffel op een lei. Een lei was gemaakt van steen met daarrond een houten kader. De griffel was een soort krijtje. Elk kind had ook een sponzendoos met sponsje om zijn lei schoon te vegen.

1. past bij begin van de 20ste eeuw (zwart)
2. past bij je grootouders (blauw)
3. past bij jezelf (rood)

1. past bij begin van de 20ste eeuw (zwart)
2. past bij je grootouders (blauw)
3. past bij jezelf (rood)

De kinderen schreven met een kroontjespen in een schrift. Die pen leek op een vulpen, maar er zat geen vulling in. Daarom zat er in elke schoolbank een potje met inkt.

1. past bij begin van de 20ste eeuw (zwart)
2. past bij je grootouders (blauw)
3. past bij jezelf (rood)

1. past bij begin van de 20ste eeuw (zwart)
2. past bij je grootouders (blauw)
3. past bij jezelf (rood)

Schrijf enkele vergelijkingen op van een school nu en vroeger.

Geef je mening over de schooltijd van vroeger...

ws.p.17