Mening, feit, argument herkennen klas 3

Voorkennis


Meningen, feiten en argumenten
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Voorkennis


Meningen, feiten en argumenten

Slide 1 - Slide

timer
0:25
Mening?

Slide 2 - Mind map

timer
0:25
Feit?

Slide 3 - Mind map

timer
0:25
Argumenten

Slide 4 - Mind map

DOEL

Feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen

- je weet wat een feit is

- je weet wat een mening is

- je weet wat een argument is


Slide 5 - Slide

Feit of mening?
Het is belangrijk dat iedereen gaat stemmen
A
Feit
B
Mening

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Volgens die wetenschapper zijn groenten gezonder dan vlees. Dit is een mening?
timer
0:15
A
Waar
B
Onwaar

Slide 8 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Engels is het leukste vak op school.
timer
0:20
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 9 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.
timer
0:20
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 10 - Quiz

Feit, mening, argument, iets anders?
Het gaat morgen regenen of niet regenen.
timer
0:20
A
Feit
B
argument
C
Iets anders
D
mening

Slide 11 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 12 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij wil dat bedrijven geen schadelijke stoffen meer uitstoten.
timer
0:20
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 14 - Quiz

Lees de tekst en bepaal standpunt en argument
Daan zit in 5 HAVO en moet voor zijn mondelinge examen Nederlands een betoog schrijven. Zijn onderwerp is 'sociale dienstplicht'. Volgens hem is het goed voor jongeren om na de middelbare school verplicht sociale dienstplicht te doen. Zijn vader had veel geleerd van de militaire dienstplicht. Het is goed als jongeren discipline leren en iets goeds doen voor de maatschappij, voordat ze verder studeren.

Slide 15 - Slide

Noteer het standpunt en argument van Daan over sociale dienstplicht kort

Slide 16 - Open question

Soorten vrangen
Open vragen:

wie, wat, wanneer, waar, en ook hoe, hoe vaak, etc. Open vragen nodigen uit om je verhaal te vertellen en leveren veel informatie op. 

Slide 17 - Slide

Soorten vrangen
Gesloten vragen:

Dit zijn ‘ja’-/ ‘nee’-vragen of meerkeuzevragen.
Bijvoorbeeld: ‘Wilt u koffie?’ ‘Wilt u koffie of thee?’ Deze vragen
nodigen uit tot een kort antwoord.

Slide 18 - Slide

Oefenen
Open vraag of gesloten vraag? 

Slide 19 - Slide

Wil je koffie?
A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 20 - Quiz

Wat was jouw reactie?
A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 21 - Quiz

Heeft u een hypotheek?
A
gesloten vraag
B
open vraag

Slide 22 - Quiz

Welke vragen heb je gesteld?
A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 23 - Quiz

Afsluiter
Kahoot!

Slide 24 - Slide

Bladzijde 167: discussiëren 
* Opdracht 1: lees de vragen. We bekijken samen het fragment, maak aantekeningen tijdens het kijken en maak daarna de vragen.

* Opdracht 2: maak je zelfstandig.

* Opdracht 3: maak je zelfstandig. Hierbij schrijf je 3 argumenten voor de stelling op en 3 argumenten tegen. Verder hoef je niks te doen.

Slide 25 - Slide