De leerlingen kunnen een breuk vereenvoudigen.
De leerlingen kunnen de helen uit een breuk halen en kunnen de hele binnen de breuk brengen.
De leerlingen kunnen breuken gelijknamig maken.
De leerlingen kunnen gelijknamige en niet gelijknamige breuken optellen en aftrekken met en zonder helen.
De leerlingen kunnen breuken met elkaar vermenigvuldigen met en zonder helen.