Hoofdrekenvragen 2F (examenopgaven)

1005 - 16 = 
  • Reken uit
  • Geef een tip hoe je dit makkelijk kunt uitrekenen
1 / 26
next
Slide 1: Slide
RetailMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with text slides.

Items in this lesson

1005 - 16 = 
  • Reken uit
  • Geef een tip hoe je dit makkelijk kunt uitrekenen

Slide 1 - Slide

1005 - 16 = 989
Haal eerst 5 eraf
En dan nog 11 (eerst 10 en dan 1)
1005 - 5 = 1000 - 10 = 990 - 1 = 989

Slide 2 - Slide

195 : 3 =
  • Reken uit
  • Geef een tip hoe je dit makkelijk kunt uitrekenen

Slide 3 - Slide

195 : 3 = 65
Splits het getal in getallen die allemaal deelbaar zijn door 3
180 : 3 = 60
15 : 3 = 5

Slide 4 - Slide

16,45 + 28,90 = 
  • Reken uit
  • Geef een tip hoe je dit makkelijk kunt uitrekenen

Slide 5 - Slide

16,45 + 28,90 = 45,35
  • Denk bij kommagetallen altijd in geld
  • Makkelijk is om eerst € 16,45 + € 30,00 te doen
       En daarna nog € 1,10 eraf te halen
       € 16,45 + € 30,00 = € 46,45 - € 1,10 = 45,35
  • Of je zet de getallen onder elkaar mocht je dit makkelijker vinden
  • Of je telt de hele getallen eerst bij elkaar op en dan de 'centen' 
     € 16 + € 28 = € 44         45 cent + 90 cent = € 1,35              totaal is dan 44 + 1,35 = 45,35

Slide 6 - Slide

4 x 5,65 = 
  • Reken uit
  • Geef een tip hoe je dit makkelijk kunt uitrekenen

Slide 7 - Slide

4 x 5,65 = 22,60
  • Denk weer in geld (kommagetal)
  • En splits dan het geldbedrag
               Eerst 4 x € 5,00 = € 20,00
               Dan 4 x 50 cent = € 2,00
               Dan 4 x 15 cent = € 0,60
  • Bij elkaar is dat 20 + 2 + 0,60 = 22,60

Slide 8 - Slide

175 + 55 – 35 = 
  • Reken uit
  • Geef een tip hoe je dit makkelijk kunt uitrekenen

Slide 9 - Slide

175 + 55 – 35 = 195
Volgorde + en - maakt niet uit
Doe hier eerst 55 - 35 = 20
En dan 175 + 20 = 195

Slide 10 - Slide

6125 – 136 =
  • Reken uit
  • Geef een tip hoe je dit makkelijk kunt uitrekenen

Slide 11 - Slide

6125 – 136 = 5989
Haal eerst 125 eraf
En dan nog 11 (eerst 10 en dan 1)
6125 - 125 = 6000 - 10 = 5990 - 1 = 5989

Slide 12 - Slide

543 + 679 = 
  • Reken uit
  • Geef een tip hoe je dit makkelijk kunt uitrekenen

Slide 13 - Slide

543 + 679 = 1222
  • Zet onder elkaar als je dat makkelijk vindt    óf
  • Tel de honderdtallen bij elkaar op, daarna de tientallen en daarna de eenheden
                           500 + 600 = 1100
                                 40 + 70 = 110
                                       3 + 9 = 12
  • Dan krijg je in totaal 1100 + 110 = 1210 + 12 = 1222

Slide 14 - Slide

72 x 98 = 
  • Reken uit
  • Geef een tip hoe je dit makkelijk kunt uitrekenen

Slide 15 - Slide

72 x 98 = 7056
Zoek naar een makkelijk getal om mee te vermenigvuldigen
Hier kun je doen 72 x 100 = 7200
En haal dan 72 x 2 = 144 eraf
7200 - 100 = 7100 - 40 =7060 - 4 = 7056

Slide 16 - Slide

144 : 3 = 
  • Reken uit
  • Geef een tip hoe je dit makkelijk kunt uitrekenen

Slide 17 - Slide

144 : 3 = 48
Splits het getal in getallen die deelbaar zijn door 3
120 : 3 = 40
24 : 3 = 8

Slide 18 - Slide


7 kwartier = .... uur en .... minuten

  • Reken uit

Slide 19 - Slide

7 kwartier = 1 uur en 45 minuten
4 kwartier = één uur
3 kwartier = 45 minuten

Slide 20 - Slide

6,07 + 8,15 + 2,7 = 
  • Reken uit
  • Geef een tip hoe je dit makkelijk kunt uitrekenen

Slide 21 - Slide

6,07 + 8,15 + 2,7 = 16,92
Denk weer in geld (kommagetallen)
Dan krijg je € 6,07 + € 8,15 = € 14,22 + € 2,70 = € 16,92

Slide 22 - Slide

15 x 12 = 
  • Reken uit
  • Geef een tip hoe je dit makkelijk kunt uitrekenen

Slide 23 - Slide

15 x 12 = 180
Kan op meerdere manieren
Bijvoorbeeld:
15 x 12 = 30 x 6 = 180 of
15 x 12 = (10 x 12) + (5 x 12) = 120 + 60 = 180

Slide 24 - Slide

2 x (4 + 8) + 58 = 
  • Reken uit
  • Geef een tip hoe je dit makkelijk kunt uitrekenen

Slide 25 - Slide

2 x (4 + 8) + 58 = 82
Rekenregels
Hier eerst tussen haakjes
Daarna x 
Daarna +

4 + 8 = 12
2 x 12 = 24 + 58 = 82

Slide 26 - Slide