Opdrachtgevers: vrije markt, overheden, gezelschappen
In de 17e eeuw is kunst overal te koop, bij de kunstenaar zelf, bij handelaren en op veilingen en jaarmarkten. Opdrachten komen van lokale instellingen en overheden, rijke kooplieden en patriciërs en van minder gefortuneerde burgers. Bij portretten worden kunstenaars rechtstreeks benaderd. Kunstenaars waarvan werk goed in de smaak valt, hebben een hoog inkomen. Stadsbesturen verstrekken grote en belangrijke opdrachten, die goed betaald worden en het prestige van de kunstenaar verhogen. De oplevering van een overheidsgebouw of een gebeurtenis van historische betekenis zijn aanleiding voor dit soort opdrachten. Gilden en verenigingen zorgen voor wat kleinere opdrachten. Rijke burgers kopen schilderijen op de vrije markt en geven opdrachten aan kunstenaars. Ze verzamelen vaak schilderijen van een bepaald genre, wat voor veel werkgelegenheid zorgt. De kerk is geen grote opdrachtgever meer. Ook de hoven zoals in andere Europese landen zijn in de Republiek geen opdrachtgever, er is immers geen hof in de Republiek.