Oefentoets Indonesië

Oefentoets Nederland en Indonesië
1 / 32
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Oefentoets Nederland en Indonesië

Slide 1 - Slide

Volgens de liberalen moet de overheid zich juist bemoeien met de economie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Maak de juiste combinaties.
Vrijheid
Veiligheidsraad
Soevereiniteitsoverdracht
Soekarno
Politionele acties

Slide 3 - Drag question

Voor wie was de afschaffing van het cultuurstelsel heel erg goed?
A
Javaanse boeren
B
Chinese koelies
C
Nederlandse ondernemers
D
Molukse boeren

Slide 4 - Quiz

Plaats het begrip bij juiste tijdvak
1890-1940
1941-1950
Jappenkampen
Ethische 
Politiek
PNI opgericht
soevereiniteitsoverdracht
politionele acties

Slide 5 - Drag question


Wat was voor Nederland een reden om rond 1870 zijn grondgebied in Indonesië uit te breiden?
A
Nederland wilde de slavenhandel uitbreiden.
B
Nederland wilde er gevangenen naar toe kunnen sturen.
C
Nederland wilde het Cultuurstelsel uitbreiden.
D
Nederland wilde meer macht en aanzien krijgen in de wereld.

Slide 6 - Quiz

Welke discriminerende term werd gebruikt voor contractarbeiders?

Slide 7 - Open question

Waar wilden de Nederlandse ondernemers op Java en Sumatra winst mee maken?
A
Specerijen
B
Slavenhandel
C
Mijnbouw en plantages
D
Industrie

Slide 8 - Quiz

Waar staat de afkorting KNIL voor?
A
Koninklijk Noord Iers Leger
B
Koninklijk Nederlands Indiaans Leger
C
Koninklijk Nepals Indisch Lego
D
Koninklijk Nederlands Indisch Leger

Slide 9 - Quiz

Zet in de juiste volgorde
Soekarna en Hatta roepen de onafhankelijk uit!
de VS dreigt met het stoppen van de Marshallhulp
De soevereiniteit wordt overgedragen aan de Indonesiërs
Nederland valt de Republiek Indonesië aan
de politionele acties krijgen internationaal veel kritiek

Slide 10 - Drag question

Wat waren ‘troostmeisjes’?​
A
Jonge vrouwen die in de huishouding moesten werken bij Japanse soldaten.​
B
Jonge vrouwen die voor koffie en thee moesten zorgen voor de Japanse soldaten.​
C
Jonge vrouwen die als prostituee in Japan moesten werken.​
D
Jonge vrouwen die als prostituee voor het Japanse leger moesten werken.​

Slide 11 - Quiz

Van welke eilandengroep vochten er veel mensen in het KNIL?
A
ABC-eilanden
B
Molukken
C
Indonesie
D
TVTAS

Slide 12 - Quiz

Hiernaast zie je een bron. Bekijk deze bron.

Wie heeft deze bron gemaakt?
A
Indonesische nationalisten
B
Japan
C
Nederland
D
Verenigde Staten

Slide 13 - Quiz

We zien hier rechts de Volksraad. Waarom had deze geen enkele invloed?

Slide 14 - Open question

Wat hoort niet bij de ethische politiek?
A
Spoorwegen aanleggen
B
Bevolking inenten
C
Gebieden veroveren
D
Scholen bouwen

Slide 15 - Quiz

Waarom wilde Nederland niet dekoloniseren?
A
NL had anders geen aanzien
B
NL wilde inkomsten uit de kolonie houden
C
NL wilde de Indische bevolking helpen om rijk te worden
D
NL wilde meer leren van de Indische boeren

Slide 16 - Quiz

Wat was het gevolg van scholing voor de burgers van Nederlands-Indië?

Slide 17 - Open question

Wat zijn politionele acties?
A
Acties van Nederland om te voorkomen dat Indonesië onafhankelijk werd.
B
Acties van Japan een nieuwe poging te doen om Nederlands-Indië in te nemen.
C
Acties van Nederlands-Indië om ervoor te zorgen dat zij onafhankelijk werden.
D
Acties van Duitsland om Japan te gaan helpen in de oorlog.

Slide 18 - Quiz

Om welke reden wilden de liberalen het cultuurstelsel afschaffen?
A
Ondernemers moesten zelf kunnen kiezen hoe ze geld wilden verdienen
B
Ze vonden de belastingen te hoog
C
Ze vonden dat het Cultuurstelsel te weinig geld opleverde
D
Zij wilden de Javaanse boeren steunen

Slide 19 - Quiz

Wat was een onbedoeld gevolg van de ethische politiek?
A
Imperialisme
B
Industrialisatie
C
Militarisme
D
Nationalisme

Slide 20 - Quiz

Wat was een belangrijke reden voor het invoeren van de ethische politiek?
A
Bewoners van Nederlands-Indië eisten meer welvaart
B
Het invoeren van de ethische politiek zou zorgen voor nog meer winst
C
grote kritiek op de winstverdeling; Nederland kreeg alles, de bewoners van Nederlands-Indië kregen niets
D
Het ging economisch heel goed in Nederlands-Indië

Slide 21 - Quiz

Wie is de leider van de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging?
A
Karel Doorman
B
Minister-president Drees
C
Soekarno
D
Soeharto

Slide 22 - Quiz

De naam politionele acties verwijst naar...
A
De Politiek. De politici van Nederland hebben tot deze acties besloten
B
De Politiek. De acties zijn een vervolg op ethische de politiek
C
De Politie. Nederland stuurde geen legereenheden maar manschappen van de Rijkspolitie
D
De Politie. Hiermee wilde de Nederlandse overheid aangeven dat het geen militaire inval was, maar een herstel van recht en orde

Slide 23 - Quiz

Wat is de betekenis van interneren?
A
Heropvoeden
B
Ter dood veroordelen
C
Opsluiten in kampen
D
Aansluiten op internet

Slide 24 - Quiz

Twee uitspraken:
1. De politionele acties vonden plaats enkele jaren voordat de Tweede Wereldoorlog startte.

2. De politionele acties zijn uitgevoerd om dekolonisatie van Indonesië te versnellen.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist.

Slide 25 - Quiz

Hoe noemen we de jonge Indonesische nationalisten?
A
Socialisten
B
Pemoeda's
C
Beloega's
D
Imperialisten

Slide 26 - Quiz

De onafhankelijkstrijd in Indonesië werd door Nederland lang "politionele acties" genoemd. Leg uit waarom Indonesië die benaming niet goed vindt

Slide 27 - Open question

Op welke eilanden speelden de politionele acties zich af?
A
Java, Sumatra en de Molukken
B
Java, Borneo en de Molukken
C
Borneo en de Molukken
D
Java en Sumatra

Slide 28 - Quiz

Wat betekent "dekolonisatie"?
A
Koloniën worden onafhankelijk
B
Europese landen breiden hun imperium uit
C
Koloniën worden gedwongen om afhankelijk te blijven
D
Europese landen werken samen met de koloniën

Slide 29 - Quiz

Welk begrip past bij de volgende omschrijving? =

Periode in de 2e helft 19e eeuw waarin aantal West- Europese landen een wereldrijk opbouwden.
A
Kolonialisme
B
Modern Imperialisme
C
Schengenverdrag
D
Globalisering

Slide 30 - Quiz

Het leven in een Jappenkamp was?
A
Eigenlijk net een vakantie
B
Je moest hard werken, maar het eten was er goed
C
Vreselijk, maar iedereen heeft het overleefd
D
Onmenselijk, zware arbeid, slechte behandeling en veel doden

Slide 31 - Quiz

Welke hulp dreigden de Amerikanen stop te zetten?
A
Corona-hulp
B
Noodhulp
C
Marshallhulp
D
D-Day

Slide 32 - Quiz