M&Z OEFENTOETS - Werken bij ouderen in de thuiszorg

Werken in de thuiszorg - M&Z
1 / 41
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werken in de thuiszorg - M&Z

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Waar kun je als helpende zorg werken?
A
in de kinderopvang
B
in een schoonmaakbedrijf
C
in een eetcafé
D
in de thuiszorg

Slide 3 - Quiz

Waar vindt ambulante zorg plaats?
A
in een speciaal daarvoor bestemd gebouw
B
in een ambulance
C
in de eigen omgeving van de cliënt
D
in de operatiekamer van een ziekenhuis

Slide 4 - Quiz

Als helpende zorg geef je persoonlijke verzorging aan cliënten.
Welke werkzaamheid hoort bij persoonlijke verzorging?
A
boodschappen doen
B
ramen zemen
C
lichaamstemperatuur meten
D
gezinswas doen

Slide 5 - Quiz

Welk woord past het
beste bij het plaatje?
A
Robotica
B
E-health
C
Ergonomie
D
Domotica

Slide 6 - Quiz

Domotica betekent:
A
Robot
B
Automatisering in huis
C
Huishoudster
D
Zelfstandig

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de voordelen van domotica in de zorg?
A
de zorgvrager hoeft niet meer gestimuleerd te worden in zijn zelfredzaamheid
B
mensen kunnen langer thuis blijven wonen
C
er is geen verzorgende meer nodig
D
het tekort aan geld is in de zorg helemaal opgelost

Slide 8 - Quiz

Mevrouw Jansma heeft ouderdomsdiabetes.
Wat geef je mevrouw te drinken?


Wat kun je het best voor haar inschenken?

A
frisdrank
B
thee zonder suiker
C
chocolademelk
D
koffie met suiker

Slide 9 - Quiz

Mevrouw Smit heeft zin in gebakken kip met kerriesaus, zilvervliesrijst en karamelvla.
Uit welk vak van de Schijf van Vijf heeft zij NIETS gekozen?
A
brood en aardappelen
B
groente en fruit
C
vet en olie
D
zuivel, vlees, en vis

Slide 10 - Quiz

Wat eet iemand met een natriumarm dieet minder?
A
Gluten
B
Lactose
C
zout
D
Fruit

Slide 11 - Quiz

Wat is het doel van energiebeperkend dieet meestal?
A
Buikpijn voorkomen
B
Allergische reactie voorkomen
C
Afvallen
D
Bloeddruk omlaag krijgen

Slide 12 - Quiz

De oudere meneer Derksen vergeet erg veel.
Van welke ziekte is dit een kenmerk?
A
artrose
B
diabetes
C
dementie
D
reuma

Slide 13 - Quiz

Wanneer leg je iemand in een stabiele zijligging?
A
Wanneer het slachtoffer niet meer ademhaalt
B
Wanneer het slachtoffer zijn arm heeft gebroken
C
Wanneer het slachtoffer bewusteloos is
D
Wanneer iemand een epileptische aanval heeft

Slide 14 - Quiz

Waarom leg je iemand in een stabiele zijligging?
A
om te voorkomen dat de tong voor de luchtweg zakt
B
om te voorkomen dat iemands hart stopt
C
zodat je lekker ligt
D
om te zorgen dat iemand warm blijft

Slide 15 - Quiz

De dochters van mevrouw Den Besten zorgen meestal voor de warme maaltijd
Welk soort zorg geven de dochters?
A
informele zorg
B
mantelzorg
C
professionele zorg
D
zelfzorg

Slide 16 - Quiz

Het leveren van maatwerk is in de zorg heel belangrijk.
Wat betekent maatwerk in de zorg?
A
De zorg is precies afgestemd op de wensen van de zorgverlener.
B
Alle zorgvragers krijgen precies dezelfde soort zorg
C
De zorg is precies afgestemd op de wensen van de zorgvrager.
D
De zorgverlener mag kiezen aan welke zorgvrager hij hulp verleent.

Slide 17 - Quiz

Wat is empathie?
A
contact gestoord
B
inlevingsvermogen
C
sociaal gedrag
D
inspanning

Slide 18 - Quiz

Wat is een CVA?
A
Hartinfarct
B
Herseninfarct
C
Hersenbloeding
D
Beroerte

Slide 19 - Quiz

Meneer Logister is spastisch
Wat betekent dat?
A
Hij heeft een motorische handicap.
B
Hij heeft een zintuiglijke handicap.
C
Hij heeft een geestelijke handicap.
D
Hij heeft een sociale handicap.

Slide 20 - Quiz

Voedingsvezels horen bij een gezond voedingspatroon.
Welke goede eigenschap hebben voedingsvezels?
A
Ze helpen infectieziekten tegengaan.
B
Ze voorkomen verstopping (obstipatie).
C
Ze helpen bij de bloedstolling.
D
Ze verbeteren de nierwerking.

Slide 21 - Quiz

ZELFZORG
PROFESSIONELE ZORG
MANTELZORG

Slide 22 - Drag question

Uit hoeveel regels bestaan de basisregels van EHBO
A
4
B
5
C
2
D
9

Slide 23 - Quiz

Regel 3 is: stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting. Wat wordt hier met ' beschutting' bedoeld?
A
warme deken
B
uit de zon
C
droge plek
D
kan alledrie

Slide 24 - Quiz

Welk verband gebruik je bij een wond die snel afgedekt moet worden?
A
snelverband
B
hechtstrips
C
kompres
D
mitella

Slide 25 - Quiz

Wat heb je nodig voor het aanleggen van een wonddrukverband?
A
Snelverband, zwachtel, kleefpleister en verbandschaar
B
Hechtpleisters, Zwachtel, mitella en verbandschaar
C
Snelverband, Zwachtel, gaasje en verbandschaar
D
Snelverband, Synthetische watten, zwachtel, hechtpleister en verbandschaar

Slide 26 - Quiz

Welk verband leg je aan bij een verstuiking?
A
drukverband
B
dekverband
C
rekverband
D
snelverband

Slide 27 - Quiz

Welk van de onderstaande vakken is het grootst in de schijf van vijf?
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Groente/fruit
D
Vocht

Slide 28 - Quiz

Welk vak van de schijf van vijf bevat veel koolhydraten?
A
Oranje
B
Blauw
C
Bruin
D
Groen

Slide 29 - Quiz

Van welk product heb je het
minste nodig uit de schijf van
vijf?
A
vetten
B
koolhydraten
C
eiwitten
D
vitamines

Slide 30 - Quiz

Mevrouw Cardoso is gevallen en ze heeft vermoedelijk een gebroken been.
A
Gevallen = objectief Gebroken been = subjectief
B
Objectief
C
Subjectief
D
Gevallen = subjectief Gebroken been = objectief

Slide 31 - Quiz

Wat is obstipatie?
A
Diarree
B
Verstopping
C
Benauwdheid
D
Bloedneus

Slide 32 - Quiz


Wat betekenen de letters 'ADL' voluit?
A
Algemeen Dagelijks Lopen
B
Andere Dagelijkse levenspatronen
C
Anders Doen Lopen
D
Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen

Slide 33 - Quiz

Als je dementie hebt dan....
A
Raak je je geheugen langzaam kwijt
B
Kun je niet meer zo goed lopen
C
Raak je je baan kwijt
D
Dan heb je vaak hoofdpijn

Slide 34 - Quiz

Vergeetachtigheid is hetzelfde als dementie
A
Niet waar
B
Waar

Slide 35 - Quiz

Alzheimer
hersenbloeding
kleine pasjes en veel beven
ontstoken gewrichten
Parkinson
Dement
Reuma
CVA

Slide 36 - Drag question

Wat is diabetes?
A
spierziekte
B
bloedarmoede
C
hypo
D
suikerziekte

Slide 37 - Quiz

Als iemand suikerziekte/diabetes heeft, wat maakt het lichaam niet aan?
A
Suiker
B
Glycogeen
C
Insuline
D
Glucose

Slide 38 - Quiz

Wordt astma en COPD door roken veroorzaakt?
A
Alleen Astma
B
Alleen COPD
C
Beide
D
Geen van Beide

Slide 39 - Quiz

Koppel de ziekte aan de juiste symptomen
Benauwdheid, geirriteerde slijmvliezen
Blijvende vermoeidheid, pijn op de borst
Buikpijn en buikkrampen
Problemen met spreken en begrijpen, vergeetachtig
Verdikking of bobbel in het lichaam
Snel buiten adem raken, kortademig zijn en hoesten
Astma
COPD
Dementie
Hart- en vaatziekten
Kanker
Voedselvergiftiging

Slide 40 - Drag question

Hoe zijn welvaartsziekten ontstaan?
A
Doordat er steeds meer medicijnen zijn ontwikkeld
B
Doordat de leefstijl van mensen is veranderd door meer overvloed
C
Doordat kinderen minder zijn gaan buitenspelen
D
Doordat er meer welzijn in Nederland is gekomen.

Slide 41 - Quiz