les 15/04: herhaling 4 tijden + nakijken + kahoot

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

M2 Fantastic Food

- 7 minuten lezen
- reminder: spreektoets
- herhaling: 4 tijden
- huiswerk nakijken

- Kahoot: 1-50 onregelmatige werkwoorden + 4 tijden

Reading

Pak je opdrachtenreader erbij op pagina 24 en 28 (huiswerk).

Reminder: inleveren spreektoets (filmpje)

Deadline: 13 mei (maandag, in week 2 na de meivakantie)

Vooruitblik: lessen Engels

- deze week: alleen vandaag i.v.m. projectweek
- 2 weken meivakantie

- 3 dagen verlof

Dus daarna pas de tweede week na de meivakantie Engelse lessen.

Herhaling: 4 tijden

Wat weet je nog van de present simple en present continuous?

Dus..

Present simple

Gebruik: feit + patroon: always, never, sometimes, often, every day etc. 

Vorm: I/you/we/you/they hele ww.                                                   
             shit-regel: he/she/it hele ww. +s

Present continuous

Gebruik: NU

Vorm: onderwerp + am/are/is + ww+ing

Wanneer gebruik je de present simple?

1. gewoonte/patroon
2. verleden tijd
3. feit
4. nu

Wanneer pas je de SHIT-regel toe?

1. I, you
2. We, they
3. She/he/it
4. bij alles

Wanneer gebruik je de present continuous?

1. Iets is nu aan de gang
2. Je bent NU iets aan het doen
3. Iets gebeurt nu
4. iets is een feit

Water ___ (boil) at 100 degrees.

I always ____(need) to go to the toilet during English.

He ____ (brush) his teeth twice a day.

Look, they ____ (play) outside.

The plane ___ (leave) as we speak.

Nakijken : 4.5

Wat weet je nog van de past simple en de past continuous?

Dus..

Past simple

Gebruik: verleden tijd, korte actie

Vorm: ww+ed / 2de rijtje van de onr. ww.

Past continuous

Gebruik: verleden tijd, lange actie

Vorm: was/were ww+ing

Op een tijdlijn:

I ____ (to walk) down the road when a car hit me.

1. walked
2. was walking
3. were walking
4. walk

The boy ___ (to play) in the tree when he ____ (to fall) out.

1. played / fell
2. was playing / was falling
3. was playing / fell
4. played / was falling

You ___ (clean) your room while my sister ___ (play) a game.

1. cleaned / was playing
2. cleaned / played
3. were cleaning / played
4. were cleaning / was playing

I ___ (study) when my sister suddenly ___ (knock) on the door.

1. was studying / knocked
2. were studying / knocked
3. studied / knocked
4. studied / was knocking.

She ___ (feel) pretty sick yesterday.

1. felt
2. fell
3. was feeling
4. were feeling

You ___ (study) when she called.

1. was studying
2. were studying
3. studyed
4. studied

Charlie ___ (hide) in the closet when Lola ___(find) him.

(zet een komma tussen de twee antwoorden)

David ___ (send) me an email five minutes ago.

Nakijken : 5.5

Kahoot: 

1 - 50 onregelmatige werkwoorden

4 tijden

M2b: filmpje alsnog kijken
M2a: Quizlet met woorden

What Dutch snacks do you also recommend these children?

Starten met je huiswerk

Lr. 1 t/m 75 onregelmatige werkwoorden, woordenlijst fantastic food tekst 1 + de helft van 2, grammatica 4 tijden