V3a ne grammatica 3 herh en 2 taalkundig ontleden

Welkom V3a
 Grammatica 1 & 3 en Grammatica 2
10-12-2024
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom V3a
 Grammatica 1 & 3 en Grammatica 2
10-12-2024

Slide 1 - Slide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Leerdoelcheck 1 & 3
  3. Grammatica 2
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

10 minuten stil lezen

Slide 3 - Slide

Wat is de structuur van het Nederlands?
A
pv - ond - andere zinsdelen
B
andere zinsdelen - ond - pv
C
andere zinsdelen - pv - ond -
D
ond - pv - andere zinsdelen

Slide 4 - Quiz

Welke overeenkomsten zijn er tussen de Romaanse talen?
A
bnw staan vaak achter het znw
B
de pv en het ond zijn vaak samen gepakt
C
de zinnen zijn lang
D
het ond is vaak niet duidelijk in de zin

Slide 5 - Quiz

Welke overeenkomsten zijn er tussen de Germaanse talen?
A
bnw staan vaak voor het znw
B
de pv en het ond zijn vaak samen gepakt
C
je kunt hele lange zinnen maken door telkens zinsdelen toe te voegen
D
het ond is vaak niet duidelijk in de zin

Slide 6 - Quiz


Wat is taalkundig ontleden?
A
Je kijkt naar de soort woorden
B
Je kijkt naar de functie van woorden

Slide 7 - Quiz


Wat is redekundig ontleden?
A
Je kijkt naar de soort woorden
B
Je kijkt naar de functie van woorden

Slide 8 - Quiz


Wat hoort bij redekundig ontleden?
A
zelfstandig naamwoord
B
onderwerp
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 9 - Quiz

Hoe weet je of iets een zinsdeel is?
A
Het heeft als geheel dezelfde functie.
B
Het blijft in elke volgorde bij elkaar (als de betekenis niet verandert).
C
Het kan voor de persoonsvorm.
D
Alle antwoorden (A, B en C).

Slide 10 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin?
Over de mysterieuze kunstenaar Banksy, die uit Engeland komt, / horen / we / regelmatig / nieuws.
A
de mysterieuze kunstenaar Banksy, die uit Engeland komt
B
nieuws
C
we
D
de mysterieuze kunstenaar Banksy

Slide 11 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Over de mysterieuze kunstenaar Banksy, die uit Engeland komt, / horen / we / regelmatig / nieuws.
A
de mysterieuze kunstenaar Banksy
B
nieuws
C
we
D
die uit Engeland komt

Slide 12 - Quiz

Wat is de bijstelling in deze zin?
Over de mysterieuze kunstenaar Banksy, die uit Engeland komt, / horen / we / regelmatig / nieuws.
A
die uit Engeland komt
B
Banksy
C
mysterieuze
D
regelmatig

Slide 13 - Quiz

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Banksy / is / altijd / een bijzondere kunstenaar / geweest.

A
onderwerp (ond)
B
werkwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde (wd nwg)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
werkwoordelijk gezegde (wwg)

Slide 14 - Quiz

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Banksy / is / altijd / een bijzondere kunstenaar / geweest.

A
onderwerp (ond)
B
bijwoordelijke bepaling (bwb)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde (nd nwg)

Slide 15 - Quiz

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Banksy / is / altijd / een bijzondere kunstenaar / geweest.

A
bijstelling
B
bijwoordelijke bepaling (bwb)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
bijvoeglijke bepaling (bvb)

Slide 16 - Quiz

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Begin december / maakte / Banksy / een arreslee / van een simpel tuinbankje.

A
onderwerp (ond)
B
persoonsvorm (pv)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 17 - Quiz

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Begin december / maakte / Banksy / een arreslee / van een simpel tuinbankje.

A
onderwerp (ond)
B
persoonsvorm (pv)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 18 - Quiz

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Begin december / maakte / Banksy / een arreslee / van een simpel tuinbankje.

A
onderwerp (ond)
B
werkwoordelijk gezegde (wwg)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 19 - Quiz

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Begin december / maakte / Banksy / een arreslee / van een simpel tuinbankje.

A
onderwerp (ond)
B
meewerkend voorwerp (mv)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 20 - Quiz

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Begin december / maakte / Banksy / een arreslee / van een simpel tuinbankje.

A
bijstelling
B
bijvoeglijke bepaling (bvb)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 21 - Quiz

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
In 2019 / heeft / Banksy / in Italië / een muurschildering / gemaakt / van een vluchtelinge.

A
onderwerp (ond)
B
meewerkend voorwerp (mv)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 22 - Quiz

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
In 2019 / heeft / Banksy / in Italië / een muurschildering / gemaakt / van een vluchtelinge.

A
onderwerp (o)
B
meewerkend voorwerp (mv)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 23 - Quiz

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
In 2019 / heeft / Banksy / in Italië / een muurschildering / gemaakt / van een vluchtelinge.

A
onderwerp (o)
B
werkwoordelijk gezegde (wwg)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
naamwoordelijk gezegde (nwg)

Slide 24 - Quiz

Grammatica 2-taalkundig ontleden

Doel: Je leert hoe je verschillende woordsoorten herkent in een zin.

Slide 25 - Slide



  • Zelfstandig naamwoord (znw)
  • Lidwoord (lw) --> onbepaald en bepaald (onbep. en bep.)
  • Bijvoeglijk naamwoord (bnw)
  • Bijwoord (bw)
  • Voorzetsel (vz)
  • Zelfstandig werkwoord (zww)
  • Koppelwerkwoord (kww)
  • Hulpwerkwoord (hww)
  • Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw)
  • Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw)
  • Aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw)
  • Betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw)
  • Onbepaald voornaamwoord (onbep. vnw)
  • Voegwoord (vw)
Alle woordsoorten 
op een rijtje

Slide 26 - Slide


A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
bw
D
vz

Slide 27 - Quiz


A
hww
B
kww
C
zww
D
bnw

Slide 28 - Quiz


A
bnw
B
bw
C
vz
D
bep. lw

Slide 29 - Quiz


A
bnw
B
bw
C
vz
D
bep. lw

Slide 30 - Quiz


A
bnw
B
bw
C
vz
D
bep. lw

Slide 31 - Quiz


A
bnw
B
znw
C
vz
D
bep. lw

Slide 32 - Quiz

Huiswerk opdr 1, blz 144
1    a    zelfstandige naamwoorden: politie, Naarden, klopjacht, inbreker, middernacht, huis
lidwoorden: de, een, een, een
bijvoeglijke naamwoorden: nachtelijke
    b    zelfstandige naamwoorden: KLM, dinsdag, tiental, vluchten, werkonderbrekingen, luchthavens
        lidwoord: een
        bijvoeglijke naamwoorden: Duitse
    c    zelfstandige naamwoorden: parlementslid, werkzaamheden
        lidwoorden: het
bijvoeglijke naamwoorden: homoseksuele, Braziliaanse
 


Slide 33 - Slide

Huiswerk opdr 1, blz 144
   d    zelfstandige naamwoorden: honderden, tientallen, zeekoeten, weken
lidwoorden: de
        bijvoeglijke naamwoorden: dode, verzwakte, afgelopen
    e    zelfstandige naamwoorden: neerstorten, vrachtvliegtuig, Iran, bemanningsleden, leven
        lidwoorden: het, een
        bijvoeglijke naamwoorden: -


Slide 34 - Slide

Huiswerk opd 2, blz 144
   a    bijwoorden: -
        voorzetsels:  over, op                                                                     voornaamwoorden: hun (bezittelijk)
    b    bijwoorden: steeds, verder, uiteindelijk
        voorzetsels  op, tussen, bij, van, per                                       voornaamwoorden: hij (persoonlijk),    
                                                                                                                          zo’n (aanwijzend)
    c    bijwoorden: er, steeds, vaker, flexibel
        voorzetsels : voor, om, te                                                              voornaamwoorden: -
    d    bijwoorden: straffeloos
        voorzetsels: in                                                                                   voornaamwoorden: hun (bezittelijk)
    e    bijwoorden: hoeveel
        voorzetsels:ten behoeve van,  te, per, voor                        voornaamwoorden: -

Slide 35 - Slide

Huiswerk opd 3, blz 144
a    werd; koppelwerkwoord; onvoltooid verleden tijd
b    zullen worden gemaakt: hulpwerkwoord, hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord; voltooid tegenwoordige toekomende tijd
c    zou bijgewoond hebben; hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord; voltooid verleden toekomende tijd
d    ben geworden; hulpwerkwoord, koppelwerkwoord; voltooid tegenwoordige tijd
e    blijf; koppelwerkwoord; onvoltooid tegenwoordige tijd

Slide 36 - Slide

Huiswerk opd 5, blz 144
    a    doordat (onderschikkend)
    b    nadat (onderschikkend)
    c    alvorens (onderschikkend)
    d    -
    e    dat (onderschikkend)

Slide 37 - Slide


A
bnw
B
znw
C
bez.vnw
D
pers.vnw

Slide 38 - Quiz


A
hww
B
kww
C
zww
D
bw

Slide 39 - Quiz


A
onbep. vnw
B
vz
C
bnw
D
bw

Slide 40 - Quiz


A
vw
B
betr. vnw
C
onbep. vnw
D
bw

Slide 41 - Quiz


A
bnw
B
bw
C
znw
D
aanw. vnw

Slide 42 - Quiz


A
bnw
B
bw
C
znw
D
onbep. vnw

Slide 43 - Quiz

Afsluiting en vooruitblik
Toets: Dinsdag  17 december   &  vrijdag 10/12 oefenen, leren, vragen stellen
  • Leren blz 138-139, leerdoelcheck blz 141
  • Leren blz 146, leerdoelcheck blz 149 (telwoorden NIET)
  • Herhalen en leren naslag taalkundig-en redekundig ontleden, blz 164-177 (telwoorden, voorzetselvoorwerp NIET)
  • Meenemen:  schrift, pen en leesboek
  • Zie teams voor extra uitleg en oefenbladen met antwoorden--bij de oefenbladen kun je de opdrachten m.b.t. getallen, ondergeschikte bijwoordelijke bepaling en bepaling van gesteldheid overslaan.

Slide 44 - Slide

V3a ne grammatica 3 herh en 2 taalkundig ontleden

Slide 45 - Slide