03-04 t/m 10-04 2HV Frans

Programme
Andere opzet
Les hier in LessonUp
1 x per week live uitleg en instructie
Je ontvangt hier uitleg en voorbeelden
Je levert de opdrachten in op een vaste manier
Neem deze les als leidraad 
Hier staat wat je moet doen en hoe
1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programme
Andere opzet
Les hier in LessonUp
1 x per week live uitleg en instructie
Je ontvangt hier uitleg en voorbeelden
Je levert de opdrachten in op een vaste manier
Neem deze les als leidraad 
Hier staat wat je moet doen en hoe

Slide 1 - Slide

Werkwijze
  • Je krijgt van je groepsdocent elke week een weekplanning
  • Voor Frans staat hier je huiswerk op in je werkboek
  • Ook staat er een link naar LessonUp
  • Je volgt elke week de les in LessonUp
  • Hier krijg je uitleg en oefenvragen
  • Ook staat hier precies welke opdrachten je moet maken

Slide 2 - Slide

Werkwijze inleveren opdrachten
  • Je maakt je opdrachten in je boek
  • Als je klaar bent maak je een foto van alle opdrachten
  • Deze foto's plak je op volgorde in een Worddocument
  • Je noemt je Worddocument Naam Klas Week Vak
  • Je stuurt je Wordbestand naar mij
  • Je krijgt een antwoordenblad in de mail

Slide 3 - Slide

Deze week
Wat ga je deze week leren en doen:

  • je leert de verleden tijd van werkwoorden als trouver/avoir
  • regelmatige werkwoorden op-ir (choisir/réussier)
  • je maakt controlevragen in LessonUp
  • je maakt opdrachten om te oefenen met deze tijd
  • je leert vragen stellen en beantwoorden over anderen

Slide 4 - Slide

Imparfait
Meestal zijn de thema's bij Franse grammatica vrij lastig, gelukkig valt het bij de verleden tijd behoorlijk mee.

Je leert vandaag een stappenplan te hanteren om deze tijd voor werkwoorden als trouver (vinden) en avoir(hebben) te maken.

Slide 5 - Slide

L'imparfait
De verleden tijd  Bron C TB blz. 42

Er was eens .../ Il était une fois...

Slide 6 - Slide

Imparfait?
Je gebruikt de "imparfait" om te vertellen hoe iets was of om te vertellen over gewoontes uit het verleden:

Mon père jouait de la guitare quand il était jeune.
  • Mijn vader speelde gitaar toen hij jong was
Ma mère chantait dans une chorale.
  • Mijn moeder zong in een koor

Slide 7 - Slide

Zo maak je de "imparfait" :
Stap 1 : Neem de nous-vorm van de présent.
  • B.v. nous jouons, nous chantons.
Stap 2 : Haal -ons uitgang eraf
  • jij krijgt : jou-     chant-    
Stap 3 : Voeg de uitgangen van de "imparfait " toe.
  •  je = -ais, tu = -ais, il/elle/on = -ait
  • nous = -ions, vous = -iez, ils/elles = -aient

Let op de "i " bij de nous en vous-vormen

Slide 8 - Slide

Imparfait jouer
Je jouais     
Tu jouais     
 Il jouait /Elle jouait/ On jouait 
Nous jouions   
Vous jouiez   I
ls jouaient /Elles jouaient








Slide 9 - Slide

Imparfait chanter
Je chantais 
Tu chantais I
l chantait Elle chantait On chantait
Nous chantions 
Vous chantiez 
Ils chantaient Elles chantaient  


Slide 10 - Slide

Welke vorm van het tegenwoordige tijd moet ik gebruiken om l'imparfait te maken?
A
Je-form
B
Vous-form
C
Nous-form
D
Ils-form

Slide 11 - Quiz

Je gebruikt 'l'imparfait' om te praten over...
A
een actie in de toekomst
B
een actie die nu gebeurt
C
een actie in het verleden
D
gewoontes in het verleden

Slide 12 - Quiz

De uitgangen van ''l'imparfait'' zijn :
A
ai, as, a,ons, ez, ont
B
ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
e,es,e,ons,ez,ent
D
ai, as,a.âme,âtes, èrent

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de "imparfait" van Jij danste?
A
tu dansais
B
tu danssais
C
tu dansait
D
tu dansaient

Slide 14 - Quiz

dansais
chantions
jouiez
adorais
allait
aimaient
il
tu
vous
elles
je
nous

Slide 15 - Drag question

De "imparfait" van être is bijzonder...

De vorm is ONGELMATIG 
deze gaat dus NIET met de nous-vorm vd présent stam

Slide 16 - Slide

De  imparfait van être
Je kunt hier NIET de  nous vorm van de Présent nemen. 
Het is de enige uitzondering : de 'imparfait-stam' is: ét-
J'étais
Tu étais
Il / Elle / On était
Nous étions
Vous étiez
Ils / Elles étaient

Slide 17 - Slide

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
J'était
B
Je suis été
C
J'étais
D
J'êtrais

Slide 18 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
ils était
B
ils étaient
C
ils étais
D
ils étions

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
tu êtrais
B
tu était
C
tu étiez
D
tu étais

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
nous étions
B
nous sommions
C
nous étrons
D
nous sommiez

Slide 21 - Quiz

traduis en français:
ik keek
A
je regarde
B
je regardait
C
je regardais
D
j'ai regardé

Slide 22 - Quiz

traduis en français:
jullie hadden
A
vous avez
B
vous avoirez
C
vous avriez
D
vous aviez

Slide 23 - Quiz

Regelmatige werkwoorden op -ir
Présent:  eerst de stam = hele ww - ir
daar achter zet je de uitgangen:

je chois is                          nous chois issons
tu chois is                     vous chois issez  
il/elle/on chois it          ils/elles chois issent                                         


Slide 24 - Slide

Zet in de présent
je (finir)
A
je finit
B
je finis
C
je fine
D
je fini

Slide 25 - Quiz

Zet in de présent
nous (réfléchir)
A
nous réfléchons
B
nous réfléchisons
C
nous réfléchissons
D
nous réfléchions

Slide 26 - Quiz

Zet in de préent
il ( rougir)
A
il rougit
B
il rougissent
C
il rougis
D
il rougissait

Slide 27 - Quiz

De passé composé van ww op -ir

hulpww is een vorm van avoir
volt.dw = infinitif - r

Slide 28 - Slide

Zet in de passé composé
tu (choisir)
A
tu es choisi
B
tu as choisir
C
tu as choisé
D
tu as choisi

Slide 29 - Quiz

Zet in de passé composé
nous (remplir)
A
nous avons remplé
B
nous avons rempli
C
nous sommes rempli
D
nous avons remplir

Slide 30 - Quiz

Nu jij!
Tu (finir - présent)

Slide 31 - Open question

Ils (grandir - présent)

Slide 32 - Open question

Il (remplir - présent)

Slide 33 - Open question

Nous (réfléchir - passé composé)

Slide 34 - Open question

Je ( choisir - passé composé)

Slide 35 - Open question