This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Thema 1 organen en cellen
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat een organisme is Je kunt levenskenmerken noemen Je kunt uitleggen wat ieder levenskenmerk betekent Je kunt het verschil tussen de levensloop en levenscyclus uitleggen
Slide 2 - Slide
Wat is een organisme?
Slide 3 - Open question
Levenskenmerken
Slide 4 - Mind map
Levenskenmerken
Ademhalen
Voeden Stofwisseling
Uitscheiden
Groeien en ontwikkelen
Reageren op prikkels
Bewegen
Voortplanten
Slide 5 - Slide
Levensloop vs Levenscyclus
Levensloop: Per individu Levenscyclus: Per soort
Slide 6 - Slide
Levenscyclus
Slide 7 - Slide
Opdrachten maken
Eerste 5 minuten in stilte Daarna mag je overleggen
Slide 8 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat een organisme is Je kunt levenskenmerken noemen Je kunt uitleggen wat ieder levenskenmerk betekent Je kunt het verschil tussen de levensloop en levenscyclus uitleggen
Slide 9 - Slide
Basisstof 2
Bouw van een organisme
Slide 10 - Slide
Leerdoelen
Je kunt enkele onderdelen van het lichaam benoemen Je kunt uitleggen wat een organenstelsel is en voorbeelden noemen Je kunt uitleggen wat een cel is Je kunt uitleggen wat een weefsel is Je kunt een schema maken van groot naar klein
Slide 11 - Slide
Middenrif
Buikholte
Borstholte
Slide 12 - Drag question
Orgaanstelsels
Een groep organen die samenwerken Voorbeeld: Bloedvatenstelsel (bestaat uit hart, bloedvaten, aorta)
Slide 13 - Slide
Noem een aantal orgaanstelsels
Slide 14 - Open question
Cellen
Een orgaan bestaat uit cellen
Deze zijn zo klein dat je ze niet ziet
Onder de microscoop lijken ze plat, maar ze hebben diepte.
Slide 15 - Slide
Weefsels
Weefsels bestaan uit meerdere cellen
Hoe een cel eruit ziet hangt af van de functie
Als cellen dezelfde functie hebben zitten ze meestal bij elkaar.
Ze vormen dan samen een weefsel
Weefsel = een groep cellen met dezelfde vorm en functie
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Tussencelstof
Tussen cellen in zit een stof
Deze noemen we tussencelstof
Dit kan kalk zijn, maar ook bijvoorbeeld gewoon water
Slide 18 - Slide
van groot naar klein
Organisme --> organenstelsel --> orgaan --> weefsel --> cel
Slide 19 - Slide
Opdrachten maken
Eerste 5 minuten in stilte Daarna mag je overleggen
Slide 20 - Slide
Leerdoelen
Je kunt enkele onderdelen van het lichaam benoemen Je kunt uitleggen wat een organenstelsel is en voorbeelden noemen Je kunt uitleggen wat een cel is Je kunt uitleggen wat een weefsel is Je kunt een schema maken van groot naar klein
Slide 21 - Slide
Basisstof 3: Werken met de microscoop
Leerdoelen: Je kunt de onderdelen van de microscoop benoemen Je kunt de microscoop op de juiste manier gebruiken Je kunt op de juiste manier een preparaat maken
Slide 22 - Slide
Basisstof 4: Cellen van dieren en planten
Leerdoelen: Je kunt de onderdelen van een dierlijke cel benoemen Je kunt de onderdelen van een plantaardige cel benoemen Je kunt de verschillende korrels benoemen en omschrijven
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Korrels
Bladgroenkorrels: Groen, zijn voor de fotosynthese
Kleurstofkorrels: Geel, oranje of rood (ontstaan uit bladgroenkorerls)
Zetmeelkorrels: Kleurloos, wordt zetmeel in opgeslagen
Slide 25 - Slide
Basisstof 5: Chromosomen
Slide 26 - Slide
Leerdoelen
Je kunt de stoffen benoemen waaruit chromosomen bestaan Je kunt uitleggen wat een chromosoom is Je kunt vertellen hoeveel chromosomen(paren) een lichaamscel heeft Je kunt uitleggen waarom sommige chromosomen bij elkaar horen
Slide 27 - Slide
Waar?
Chromosomen zitten in de celkernen van ELKE cel In je chromosomen zit je DNA Dit zorgt ervoor dat jij en ieder ander uniek is
Slide 28 - Slide
DNA en chromosomen
Chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten In DNA zitten al je erfelijke eigenschappen Chromosomen zijn erg lang, omdat DNA moleculen lang zijn Als een cel zit gaat delen rollen de chromosomen op en worden ze korter en dikker Je kunt ze dan zien
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Chromosomenportret
Je kunt je chromosomen laten ordenen Iemand onderzoekt dan je DNA en legt de chromosomen op de juiste volgorde Je hebt 46 chromosomen
Slide 31 - Slide
Chromosomenportret
Chromosomen komen altijd voor in paren Je krijgt er namelijk 1 van je moeder en 1 van je vader De chromosomen die bij elkaar horen, staan voor dezelfde ergelijke eigenschap Bijvoorbeeld oogkleur Je hebt dus 23 chromosomenparen
Slide 32 - Slide
Chromosomenportret
Je hebt dus 23 chromosomenparen in ELKE lichaamscel
Je hebt ook nog geslachtscellen, hierin zitten 23 losse chromosomen (de helft)
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Waaruit bestaan chromosomen?
A
DNA en vet
B
DNA en eiwit
C
DNA en erfelijke eigenschappen
D
DNA en zuurstof
Slide 36 - Quiz
Maken basisstof 5!
Slide 37 - Slide
Leerdoelen
Je kunt de stoffen benoemen waaruit chromosomen bestaan Je kunt uitleggen wat een chromosoom is Je kunt vertellen hoeveel chromosomen(paren) een lichaamscel heeft Je kunt uitleggen waarom sommige chromosomen bij elkaar horen
Slide 38 - Slide
Hoeveel chromosomenparen heeft een levercel?
Slide 39 - Open question
In je cellen heb je …… aantal chromosomen
A
64
B
46
C
23
D
32
Slide 40 - Quiz
Een chromosoom bestaat uit....
A
DNA en eiwit
B
DNA en vet
C
Eiwit en erfelijke eigenschappen
D
Vet en erfelijke eigenschappen
Slide 41 - Quiz
Basisstof 6: Gewone celdeling
Hou je lessonup aan
Slide 42 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat een moedercel en dochtercel zijn Je kunt uitleggen wat plasmagroei is Je kunt uitleggen wat gewone celdeling/mitose is Je kunt uitleggen wat er met de chromosomen gebeurt tijdens de celdeling
Slide 43 - Slide
Mitose
Celdeling is nodig, omdat jij uit meer dan 1 cel bestaat. Al jou cellen hebben dezelfde erfelijke eigenschappen in zich
Je bent tenslotte begonnen als 1 cel en die is zich gaan delen (kopieren)
Slide 44 - Slide
Celdeling/mitose
Slide 45 - Slide
Slide 46 - Video
Celdeling/
mitose en chromosomen
Slide 47 - Slide
Celdeling/
mitose en chromosomen
Slide 48 - Slide
Slide 49 - Video
Hoe kan het dat je in beide nieuwe cellen weer precies 46 chromosomen hebt?
Slide 50 - Open question
Wat komt eerst?
A
Er ontstaan twee celkernen
B
Chromosomen ketens worden dikker en korter
C
De kopieën worden uit elkaar getrokken
D
Chromosomen verdelen zich in het midden van de cel
Slide 51 - Quiz
Maak basisstof 6
Oortjes in mag, maar kijk niet steeds op je mobiel
Slide 52 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat een moedercel en dochtercel zijn Je kunt uitleggen wat plasmagroei is Je kunt uitleggen wat gewone celdeling/mitose is Je kunt uitleggen wat er met de chromosomen gebeurt tijdens de celdeling