What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
K3 Test deeltoets 5
Deeltoets 5 - kader 3
1 / 46
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
46 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Deeltoets 5 - kader 3
Slide 1 - Slide
LEZEN
Slide 2 - Slide
Noteer twee signaalwoorden voor een mening (standpunt).
Slide 3 - Open question
Noteer twee signaalwoorden voor een argument.
Slide 4 - Open question
Noteer twee signaalwoorden voor een conclusie.
Slide 5 - Open question
Lees (en beluister) de tekst.
Slide 6 - Slide
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 7 - Open question
'De term ''mantel'' dekt de lading trouwens niet helemaal...'. Geef uit dezelfde alinea een argument voor die uitspraak.
Slide 8 - Open question
Aan welk signaalwoord herken je dit argument?
Slide 9 - Open question
Is dit argument een feit of een mening?
Slide 10 - Open question
".... je kunt hem niet zomaar omslaan.'
Welk argument geeft de schrijver bij deze uitspraak?
Slide 11 - Open question
Aan welk signaalwoord herken je dit argument?
Slide 12 - Open question
'De term ''mantel'' dekt de lading trouwens niet helemaal...'. Geef nog een argument voor deze uitspraak, nu uit alinea 3.
Slide 13 - Open question
Is dit argument een feit of een mening?
Slide 14 - Open question
'Verder lijkt de nieuwe onhoorbaarheidsmantel meer op een afdakje...'. Welk argument geeft de schrijver bij deze uitspraak?
Slide 15 - Open question
Aan welk signaal herken je dit argument?
Slide 16 - Open question
Lees (en beluister) de tekst.
Slide 17 - Slide
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 18 - Open question
Wat is de mening (het standpunt) van de schrijver?
Slide 19 - Open question
Welke drie argumenten voert de schrijver voor zijn mening (standpunt) aan?
Slide 20 - Open question
Wat is er tegen het standpunt van de schrijver in te brengen?
Slide 21 - Open question
Wat is daarop de reactie van de schrijver?
Slide 22 - Open question
WOORDEN
SCHAT
Slide 23 - Slide
Wat betekent het woord machtig?
A
kledingstuk
B
lekker eten maken
C
veel geld en invloed hebben
D
eruit zien
Slide 24 - Quiz
Wat betekent het woord beheersen?
A
over een koninkrijk heersen
B
kunnen uitvoeren - onder controle hebben
C
met mate
D
rustig worden
Slide 25 - Quiz
Wat betekent het woord creatie?
A
kledingstuk
B
iets wat je maakt
C
handenarbeid
D
eruit zien
Slide 26 - Quiz
Wat betekent het woord oogt?
A
gezichtsorgaan
B
er naar kijken
C
zonder bril
D
eruit zien
Slide 27 - Quiz
Wat betekent het woord kwestie?
A
vragen
B
waar het om gaat
C
onderzoeken
D
queeste
Slide 28 - Quiz
Wat betekent zich een weg banen?
A
gaan
B
weggaan
C
een pad in een bos maken
D
een pad in een oerwoud maken
Slide 29 - Quiz
Wat betekent het woord beginselen?
A
uitgangspunten - belangrijkste regels
B
uitwerken
C
als eerste ergens aan beginnen
D
als eerste ergens mee klaar zijn
Slide 30 - Quiz
Wat is een overdrijving?
A
iets wat extra opvalt door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is.
B
iets wat heel geweldig of juist afschuwelijk is minder erg te maken of af te zwakken.
Slide 31 - Quiz
Wat is een understatement?
A
iets wat extra opvalt door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is.
B
iets wat heel geweldig of juist afschuwelijk is minder erg te maken of af te zwakken.
Slide 32 - Quiz
Zeg met een overdrijving dat je hele erge honger hebt.
Slide 33 - Open question
Zeg met een overdrijving dat de toets door de klas heel slecht gemaakt is.
Slide 34 - Open question
Zeg met een overdrijving dat je oom heel erg rijk is.
Slide 35 - Open question
Zeg met een understatement dat de jongens dronken zijn.
Slide 36 - Open question
Zeg met een understatement dat je buurmeisje dik is.
Slide 37 - Open question
Zeg met een understatement dat je iemand niet mooi vindt
Slide 38 - Open question
Vul aan en verander zo nodig de vorm:
Toen ik de spin in mijn kamer zag, ______.
Slide 39 - Open question
Vul aan en verander zo nodig de vorm:
Ik moet nu naar het toilet, want ik ______.
Slide 40 - Open question
Vul aan en verander zo nodig de vorm:
Heeft onze mentor vannacht wel goed geslapen? Hij ziet eruit als een _____ .
Slide 41 - Open question
Vul aan en verander zo nodig de vorm:
In de Veluwe kun je het _____ van die bekende presentator bewonderen.
Slide 42 - Open question
Vul aan en verander zo nodig de vorm:
Marlies heeft al ______ naar haar sleutels gezocht, maar kan die nergens vinden.
Slide 43 - Open question
Hoe denk je dat je deze test hebt gemaakt? Is het voldoende? Leg uit.
Slide 44 - Open question
Wat heb jij nog nodig of moet je nog doen om de deeltoets goed te maken?
Slide 45 - Open question
EINDE
Slide 46 - Slide
More lessons like this
M3 Test deeltoets 5
September 2020
- Lesson with
48 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 3
Les 17 mei 2019
May 2019
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 3
Herh. H.5 NN5 Lezen en woordenschat 3TL/3GL
April 2021
- Lesson with
52 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3,4
H5 klas 3 mavo Nederlands
May 2019
- Lesson with
44 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
Klas 3G/T, H5 Lezen
June 2023
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Klas 3 Kader Hoofdstuk 5
June 2020
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
15/10 taal 2 eufemisme, ironie, sarcasme, understatement
October 2024
- Lesson with
50 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Examentraining leesvaardigheid
February 2024
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4