3VWO_Wiederholung, Kapitel 5

1 / 38
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Starke Verben 
sterke werkwoorden

Slide 2 - Slide

Hoe herken je een zwak werkwoord?

Slide 3 - Open question

Hoe herken je een sterk werkwoord?

Slide 4 - Open question

Bij welke 2 vormen verandert een sterk werkwoord in het Duits in de tegenwoordige tijd?

Slide 5 - Open question

Hoe verandert welke klinker?

Slide 6 - Open question

Wanneer verandert de ‘e’ in een ‘ie’ en
wanneer in een ‘i’? Noem ook een voorbeeld

Slide 7 - Open question

Welke 3 vragen moet je met "ja" kunnen beantwoorden om te weten dat er een klinkerwisseling moet plaatsvinden?

Slide 8 - Open question

Vorbilder

Slide 9 - Slide

1. schlafen Mark _____ schon seit einer Stunde.

Vraag 1: Is het een sterk werkwoord?

Slide 10 - Open question

1. schlafen Mark _____ schon seit einer Stunde.

Waaraan herken je dat 'schlafen' sterk is?

Slide 11 - Open question

1. schlafen Mark _____ schon seit einer Stunde.

Vraag 2: Staat er een 'a' of ‘e’ in de stam van 'schlafen'?

Slide 12 - Open question

1. schlafen Mark _____ schon seit einer Stunde.

Vraag 3: Is het een vorm van ''er/sie/es" of du?

Slide 13 - Open question

1. schlafen Mark _____ schon seit einer Stunde.

Nu je de drie vragen hebt, beantwoord --> wat vul je in?

Slide 14 - Open question

2. sehen Sein Zeugnis (rapport) _____ gut aus.

Vraag 1: Is het een sterk werkwoord?

Slide 15 - Open question

2. sehen Sein Zeugnis (rapport) _____ gut aus.

Waaraan herken je dat 'sehen' sterk is?

Slide 16 - Open question

2. sehen Sein Zeugnis (rapport) _____ gut aus.

Vraag 3: Is het een vorm van ''er/sie/es" of du?

Slide 17 - Open question

2. sehen Sein Zeugnis (rapport) _____ gut aus.

Vraag 2: Staat er een 'a' of ‘e’ in de stam van 'sehen'?

Slide 18 - Open question

2. sehen Sein Zeugnis (rapport) _____ gut aus.

Nu je de drie vragen hebt, beantwoord --> wat vul je in?

Slide 19 - Open question

3. machen Du ______ deine Hausaufgaben.

Vraag 1: Is het een sterk werkwoord?

Slide 20 - Open question

3. machen Du ______ deine Hausaufgaben.

Waaraan herken je dat 'machen' zwak is?

Slide 21 - Open question

3. machen Du ______ deine Hausaufgaben.

Nu je de drie vragen hebt, beantwoord --> wat vul je in?

Slide 22 - Open question

Üben, üben, üben

Slide 23 - Slide

Opdracht 
Op de volgende dia vind je een link naar een oefening met sterke werkwoorden.

Maak de 3 oefeningen van de tegenwoordige tijd (Präsens) en noteer je score. Die heb je straks nodig!



Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link

Hoeveel fouten heb je opdracht 1?
0 F
1-3 F
4-6 F
7-10 F
>10 F

Slide 26 - Poll

Hoeveel fouten heb je opdracht 2?
0 F
1-3 F
4-6 F
7-10 F
>10 F

Slide 27 - Poll

Hoeveel fouten heb je opdracht 3?
0 F
1-3 F
4-6 F
7-10 F
>10 F

Slide 28 - Poll

Hoe ver ben ik?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap bijna alles
D
Ik snap het niet.

Slide 29 - Quiz

Uitleg Grammatica
herhaling / samenvatting

Slide 30 - Slide

Starke Verben
  • fahren, schlafen, tragen, halten, laufen, lassen, waschen, gefallen, anfangen  = a --> ä
  • sprechen, essen, vergessen, fressen, helfen, sich treffen = e --> i
  • sehen, lesen = e --> ie

Uitzonderingen:
→ nehmen = du nimmst / er-sie-es nimmt
→ geben = du gibst / er-sie-es gibt

Slide 31 - Slide

Hoe herken je een zwak werkwoord?

Een zwak werkwoord is een werkwoord waarvan het
   voltooid deelwoord eindigt op -t of -d.


  Bijv. dansen - danste - gedanst
          melden - meldde - gemeld


Slide 32 - Slide

Hoe herken je een sterk werkwoord?
Een sterk werkwoord is een werkwoord dat in de verleden tijd van klank verandert en waarvan het voltooid deelwoord eindigt op -en.



Bijv. lopen - liep - gelopen
         laufen - lief - gelaufen

Slide 33 - Slide

Bij welke 2 vormen verandert een sterk werkwoord in het Duits in de tegenwoordige tijd?

  • du
  • er / sie / es



Slide 34 - Slide

Hoe verandert de klinker?

  • a = ä
  • e = i / ie



Slide 35 - Slide

Wanneer verandert de ‘e’ in een ‘ie’ en 
wanneer in een ‘i’?


  • ie = lange ‘e’ Voorbeeld: sehen


  • i = korte ‘e’ Voorbeeld: sprechen



Slide 36 - Slide

Wanneer precies wissel?

Hiervoor moet je 3 vragen met "ja" kunnen beantwoorden.



  1. Is het werkwoord sterk?
  2. Staat er een 'a' of ‘e’ in de stam?
  3. Is het een vorm van ''er/sie/es" of du?


ALLEEN dan verandert de klinker in het werkwoord!!!!



Slide 37 - Slide

haben, sein und werden im Imperfekt
In diesem Trainer übst du die Verben haben, sein und werden im Imperfekt.
Auf Seite 104 im Buch findest du eine Übersicht.

Slide 38 - Slide