code + deel 2 hoofdstuk 3 taak 1

code + deel 2 hoofdstuk 4 taak 1
Hoofdstuk 3 taak 1

Lees eerst de bijsluiter

woorden herhalen hf 2
grammatica herhalen
nieuwe woordenschat
grammatica (de bijzin)
spreken



1 / 15
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolISKvwoLeerjaar 1,6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 190 min

Items in this lesson

code + deel 2 hoofdstuk 4 taak 1
Hoofdstuk 3 taak 1

Lees eerst de bijsluiter

woorden herhalen hf 2
grammatica herhalen
nieuwe woordenschat
grammatica (de bijzin)
spreken



Slide 1 - Slide

wat is dat?
A
een bewijs
B
een brievenbus
C
het buitenland
D
een gebeurtenis

Slide 2 - Quiz

Vandaag ga ik een brief__________
A
afhangen
B
aanvragen
C
ontvangen
D
wegen

Slide 3 - Quiz

Ik ga elk jaar op vakantie naar ___________
A
het buitenland
B
de postzegel
C
de rekening
D
de locatie

Slide 4 - Quiz

Zullen we binnen of________gaan zitten?
A
de afdeling
B
de locatie
C
geldig
D
buiten

Slide 5 - Quiz

De winkel is niet meer open, hij is____________
A
zwaar
B
gesloten
C
aanwezig
D
geldig

Slide 6 - Quiz

Ons__________in het museum was heel leuk.
A
gewicht
B
openbaar
C
afval
D
bezoek

Slide 7 - Quiz

wat is dat?
A
een ambtenaar
B
een burger
C
een legitimatiebewijs
D
een rijbewijs

Slide 8 - Quiz

Ik kom je om 10uur_________
A
sturen
B
ophalen
C
wegen
D
gebeuren

Slide 9 - Quiz

In dit land spreken de mensen__________talen
A
handige
B
verschillende
C
zware
D
mooi

Slide 10 - Quiz

Je moet vandaag_______buiten zetten.
A
het pakket
B
de postzegel
C
het afval
D
het lid

Slide 11 - Quiz

Grammatica
1.Hoe laat begin je te werken?
2.Kan je goed in het Nederlands lezen?
3.Wat ben je vergeten te doen?
4.Wat ga je in het weekend doen?
5.Wat mag je op het werk doen?
6.Moet je morgen je auto wassen?
7.Wanneer ga je boodschappen doen?
8.Op welke dag ga je winkelen?
9.Probeer je voor elke les de woordenschat te leren?

Slide 12 - Slide

Blz.55 opdracht 1.1 

Woordenschat taak 1 blz.72

blz.57 opdracht 3.1 & 32

Grammatica (bijzin)

Slide 13 - Slide

Grammatica (omdat, als, dat)/want

ik denk dat je gelijk hebt
ik denk dat hij naar huis is gegaan
ik denk dat ik mijn huiswerk moet doen
ik kan niet komen omdat ik geen tijd heb
we gaan in het park wandelen als het weer mooi is
Als het weer mooi is, gaan we in het park wandelen

maar :
ik kan niet komen want ik heb geen tijd


Slide 14 - Slide

opdracht

(we wachten op een vriend ,omdat)
1.We blijven thuis_____________
(ik ben jarig ,als)
2.Ik geef een feestje_____________
(we gaan een oplossing vinden, dat)
3.Ik ben zeker ______________
(zijn vriend werkt bij Ah, dat)
4.Ik weet_________________
(ik heb de hele nacht niet genoeg geslapen, omdat)
5.Ik ben moe___________________________

Slide 15 - Slide