Present perfect

Present perfect
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Present perfect

Slide 1 - Slide

Goals
  • Je weet hoe je de present perfect maakt in het Engels en je kunt dit zelf toepassen in een zin, zowel in een gewone, als in een vragende of ontkennende zin.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wanneer gebruik je de present perfect?


  • Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)

Bob has known John since they were 10.
Mary has worked at the market for 5 years now.
Bill and Kate have been friends since 2011.



Slide 4 - Slide

Wanneer gebruikje de present perfect?
  • Om te praten over iets wat in het verleden gebeurd en waar je nu het resultaat van merkt:
Sharon has broken her leg (now she can't walk)
Jim has lost his keys ( now he can't open the door)
Gwen has eaten too much (now she feels sick)






Slide 5 - Slide

Wanneer gebruik je de present perfect?
  • Om te praten over ervaringen to  nu toe:
I have never been too America.
Have you ever been to America?
I've never swum with dolphins.
She has never run a marathon.

Slide 6 - Slide

Hoe maak je de present perfect?
  • Have / has + voltooid deelwoord

I have lived here for ten years.
She has known him since 2011.

Slide 7 - Slide

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 8 - Slide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 9 - Slide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed / -d
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted
live    - lived

Slide 10 - Slide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 11 - Slide

Vragen maken in de present perfect
zet have/has aan het begin van de zin
vb
  • he has eaten at a restaurant
  • has he eaten at a restaurant?

Slide 12 - Slide

Ontkenningen maken in de present perfect
zet not tussen have en het voltooid deelwoord
vb
  • he has eaten at a restaurant.
  • he has not eaten at a restaurant.

Slide 13 - Slide

SIGNAALWOORDEN
  • JUST - NET
  • ALREADY - AL
  • YET - AL (IN VRAAGZINNEN)
  • NOT YET - NOG NIET
  • ALWAYS - ALTIJD AL
  • NEVER - NOOIT
  • EVER - OOIT
  • SINCE - SINDS
  • FOR - (NU) AL
  • (FOR) HOW LONG? - HOE LANG

Slide 14 - Slide

Wisbordjes:
- Ga er voorzichting mee om. Slopen = nablijven

- 3 leerlingen delen uit: 
2 doen de wisbordjes, 1 geeft iedereen een geel doekje

- Schrijf groot op de wisbordjes, zodat ik het kan lezen.
- Iets ongepasts tekenen = melden

Slide 15 - Slide

Hoe vorm je de Present Perfect?
A
stam + ED
B
met het derde rijtje van de irregular verbs
C
stam + S bij he / she / it
D
met has / have + voltooid deelwoord

Slide 16 - Quiz

Alice has lived in Rome for two years.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?
A
Ze woont daar nog
B
Ze woont nu ergens anders

Slide 17 - Quiz

He ......................... ( play)


A
have played
B
has played

Slide 18 - Quiz

I ........................(work) very hard.
A
has worked
B
have worked

Slide 19 - Quiz

Welke zin staat in de present perfect?
A
She has a cat.
B
She has had her cat for 9 years.

Slide 20 - Quiz

Welke zin staat in de present perfect?
A
I lived in Amsterdam.
B
I have lived in Amsterdam since I was 18.

Slide 21 - Quiz

Helen .............. ........................ here for 7 years.
A
have live
B
has lived
C
has live
D
have lived

Slide 22 - Quiz

You.......................(walk) to Germany
A
Has walked
B
Have walked
C
Has walk
D
Have to walk

Slide 23 - Quiz

Which sentence is the present perfect?
A
I bought a dog
B
I have bought a dog
C
I buy a dog
D
I am buying a dog

Slide 24 - Quiz

Which sentence is the present perfect?
A
He lives here for ten years
B
He lived here for ten years
C
He has lived here for ten years
D
He is living here for ten years

Slide 25 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has caught ten balls so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 26 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I love to cycle to school.
B
We often go to church.
C
They have not talked to him yet.
D
I didn't hear him come in.

Slide 27 - Quiz

Zet de zin in de present perfect:
I ask.

Slide 28 - Open question

Zet de zin in de present perfect:
He listens

Slide 29 - Open question

Zet de zin in de present perfect:
I walk to school

Slide 30 - Open question

Aan de slag!
KL: 15, 16, 17, 19, 20, 24, 51 vanaf blz 62


TL: 23, 24, 25, 26, 27, 53, vanaf blz 66



Slide 31 - Slide